Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1413

1413 God is de liefde – Goddelijke bescherming in het aardse leven

11 mei 1940: Boek 23

God is de liefde en die liefde leidt u vaak op wonderbaarlijke wegen, opdat u tot Hem geraakt. En eens zult u Zijn liefde en Zijn wijze leiding herkennen en u zult Hem loven en Hem zonder ophouden bedanken en u zult Zijn naam in de meest zalige bewondering uitspreken en in enorme dankbaarheid aan de tijd op aarde denken. En de hemelse heerscharen zullen met lofgezang, dat voortdurend ter ere van God klinkt, instemmen. Deze goddelijke liefde zorgt voor u en geeft iedereen, wat bevorderlijk is voor zijn zielenheil.

En nu zult u begrijpen, dat u nooit zonder goddelijke bescherming bent. Zijn wil leidt jullie en Zijn zorg betreft enkel jullie, die Zijn schepselen zijn. In deze zekerheid kunt u zorgeloos door het aardse leven gaan, want elke stap is voor u uitgestippeld en door Zijn eindeloze liefde voor u bepaald. En als u maar uw blik tot Hem verheft, moet ook elke stap voor u tot zegen zijn. Deze moet de ziel vooruitgang brengen. Deze moet als het ware gezet worden om dat te worden, wat uw uiteindelijke bestemming is.

Want uw aardse leven is slechts een fase in de eeuwigheid. Het is de noodzakelijke gang, die van de ene trede naar de andere leidt. Het aardse leven kan niet overgeslagen worden, zoals hoegenaamd alles moet zijn, wat het is. Omdat de goddelijke Schepper het in Zijn wijsheid herkent als middel tot het doel. Als de enige weg omhoog, die een onvoorstelbare heerlijkheid betekent. En deze gang door het aardse dal is een daad van de grootste liefde en barmhartigheid, doordat deze gang de wezens, die enorm ver van God verwijderd zijn, alle mogelijkheden biedt Hem te naderen tot de uiteindelijke vereniging.

Geen enkel wezen kan eigenmachtig van het laagste peil tot de hoogste rijpheidsgraad geraken. Dat wil zeggen, dat zelfs de eindeloze liefde van God deze afstand tot God niet kan verminderen, omdat dit de hele goddelijke wijsheid, de goddelijke wet en de goddelijke ordening tegen zou spreken en dus niets volmaakts op zou kunnen leveren.

Elk wezen moet zichzelf opwaarts ontwikkelen en om die reden geeft de liefde van God hem elke denkbare gelegenheid. Ze wil het hoogste geluk voor het wezen toegankelijk maken en ze spant zich daarom onophoudelijk in om het wezen zo te vormen, dat het deelachtig kan worden aan dit geluk. En alles, wat het wezen nu tot zijn opwaartse ontwikkeling dient, is hem door de liefde van God toebedeeld. Alleen de goddelijke liefde laat het wezen lijden, want elk leed vermindert de afstand tot God. En elke nadering tot God betekent de gelukstoestand.

Daarom moet het wezen leed op zich nemen om tot geluk te komen. Het moet een beperkte tijd van gebonden zijn doormaken om voor onbegrensde tijd in vrijheid te kunnen leven. Het moet bovendien het scheppingswerk doorlopen hebben om goddelijke kracht opgenomen en dus zichzelf vermeerderd te hebben. Het moet de vereniging met geestelijke kracht nagestreefd hebben om door de vervulling eens gelukkig gemaakt te kunnen worden. Het wezen moet zijn oorsprong uit God herkend hebben, naar Hem terugverlangen en aan de voorwaarden voldoen, welke de vereniging met de eeuwige Godheid tot gevolg hebben. En zo spant de goddelijke liefde zich onophoudelijk in om alles, wat uit haar voortgekomen is, de bevrijding te brengen.

Amen

Vertaald door Peter Schelling