Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1409
1409 Gedachtegang van degene, die niet tot leven gewekt is – En geordende gedachten
6 mei 1940: Boek 23
De gedachtegang van een mens, wiens geest nog niet tot leven gewekt is, beweegt zich meestal in gebieden, die zonder enige geestelijke waarde zijn. Hij zal nu beziggehouden worden door vragen, die doorgrond moeten worden, met als doel een verbeterd aards welzijn, want er zal steeds slechts dat in de sfeer van de werkzaamheid van zijn gedachten getrokken worden, wat één of ander aards voordeel belooft. En zaken, die een geestelijk beleven betreffen, zullen nooit het denken van een mens raken, die te midden van het aardse leven staat.
En dus zijn al deze gedachten uitsluitend de resultaten van een lichamelijke functie. Deze gedachten zijn er het bewijs van, dat vele duizenden mensen van nature een gave kunnen gebruiken, die hun door de Schepper gegeven werd, maar dat de resultaten overeenkomstig de vrije wil van de mens zijn. Dat deze de gave dus zuiver lichamelijk gebruiken kan en dat het dan juist ook zuiver aardse resultaten oplevert, terwijl een mens, wiens wil naar God verlangt, met geestelijke ondersteuning werkt. Dat wil zeggen, dat diens denkvermogen zich verbindt met geestelijke kracht en de resultaten begrijpelijkerwijs dus ook geestelijk moeten zijn.
De gedachten worden nu vanuit de geestelijk kant geordend. Ze komen niet meer willekeurig, maar ze zijn geheel aan het verlangen van de mens, voor wat betreft in welk gebied hij een kijkje wil nemen, aangepast. De gedachten, die in de mens actief worden, als hij zich met geestelijke vragen bezighoudt, kunnen zonder bezwaar aangenomen worden. Het bewust nastreven van en vragen om geestelijke kracht is de zekerste garantie voor voortaan juist geleide gedachten, voor waarheid en de diepste kennis. En omgekeerd kan met de volste overtuiging aangenomen worden, dat alle gedachten, die op de wereld gericht zijn, door de mensen zelf ontstaan en dus ook als menselijke dwaling doorgegeven worden.
En de goddelijke geest is er weer voor nodig om de waarheid van de leugen te kunnen scheiden. Elke wereldse gedachte is een hindernis om tot de waarheid te komen en daarom moet de goddelijke geest absoluut aan het werk zijn, als een zuivere scheiding tussen goed en kwaad, tussen waarheid en leugen, plaats moet kunnen vinden. En aan de andere kant verzekert de goddelijke geest het mensenkind het juiste denken. En het hoeft zichzelf niet angstig de vraag te stellen, in hoeverre zijn gedachten juist zijn.
Amen
Vertaald door Peter Schelling