Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1407

1407 Vernietigingswerk door mensenhand

3 mei 1940: Boek 23

In het heelal is er niets verborgen voor de Heer. Er is geen scheppingswerk, dat niet in zijn fijnste bestanddelen door de eeuwige Schepper erkend en gewild was. Er is niets in het heelal, dat zich aan Zijn wil onttrekt. Er is niets willekeurigs. Niets, dat ontstaan zou zijn zonder de wil en het weten van de Heer. Er kan dus niets zijn ontwikkelingsgang gaan, zonder voortdurend door de eeuwige Schepper geleid te worden, omdat er zonder Zijn wil niets gebeurt en ook niets in strijd met de goddelijke ordening kan handelen. Want het totale scheppingswerk wordt door de wil van de Schepper bepaald en er heeft geen macht gezag over het kleinste, wat God geschapen heeft.

Het valt nu dus te begrijpen, dat elk voorval op aarde, zowel als ook buiten de aarde, zich overeenkomstig de wil van God afspeelt, in zoverre het in de natuur herkenbaar is. Dus voorvallen, die niets van doen hebben met de menselijke handelwijze, welke de vrije wil van de mens als voorwaarde hebben. Gods wil uit zich overal, in elke plant en elke bloem, in elk levend wezen, in elke natuurlijke gebeurtenis. In alles, wat zich in, op en boven de aarde afspeelt, waarbij de menselijke wil niet betrokken is.

De tegenstander kan zich echter niet aan de scheppingswerken testen. Ze is er helemaal niet bij betrokken, ofschoon het lijken mag alsof slechte krachten werkzaam zijn, voor zover vernietigingswerken of natuurcatastrofen het heersen van een grote macht laten herkennen. Deze tegenstander kan slechts de wil van de mensen beïnvloeden om zich middelen te verschaffen en zich dan hiervan te bedienen om eveneens vernietigend en verwoestend te kunnen werken.

Maar deze scheppingswerken ontstaan door de vrije wil door mensenhand. Ze zijn dus noch door God gewild, noch door God gezegend, omdat ze steeds alleen aan de inwerking van de kwade macht op de menselijke wil toe te schrijven zijn. Want God bedient zich niet van zulke middelen om te verwoesten. Zijn wil is voldoende en alle elementen zijn aan Hem onderworpen.

Maar nooit kan iets met Zijn wil overeenkomen, wat tegen Zijn geboden gericht is, zoals het leven of have en goed van de naasten schade te berokkenen of te vernietigen. Alles is door God geschapen en de menselijke hand moet niet in Zijn wil om te scheppen ingrijpen. Alles is door God gegeven en de menselijke wil moet niet verwoesten of bezit nemen van de medemensen.

Waar de verwoesting echter nodig is, is de kracht en macht van God waarlijk groot genoeg om aan de noodzaak te kunnen beantwoorden. En daarom zal Hij Zijn gelaat van elk werk van verwoesting afwenden, dat door mensenhand uitgevoerd wordt en dat de medemensen beschadigen moet. Het is Zijn wil, dat jullie elkaar liefhebben en dat de één zich inspant om de ander liefde te bewijzen. Jullie moeten alle onheil van elkaar afwenden, maar deze elkaar niet wederzijds berokkenen.

En wanneer de één het recht van de ander schendt, als hij hem dwingt om zich teweer te stellen, begaat hij de grootste zonde, want hij eerbiedigt het gebod niet, dat de Heer als eerste en enige aan de mensen gegeven heeft. Hij heeft noch God noch zijn naaste lief en gebruikt zijn wil om de tegenstander te dienen, die haat en liefdeloosheid zaait om de zielen te vergiftigen. Hij is in diens dienst getreden en zaait eveneens haat en liefdeloosheid onder de mensen.

De liefde van de Schepper liet alles ontstaan. De tegenstander zelf heeft geen enkele macht over de scheppingswerken van God, dus bedient hij zich van de vrije wil van de mensen om de goddelijke schepping te vernietigen. En God gebiedt de vrije wil van de mens niet, tot de tijd van rijpheid gekomen is. Tot het moment gekomen is, dat de Heer het doen en laten van de tegenstander een halt toeroept.

Amen

Vertaald door Peter Schelling