1394 Het uiteindelijke doel van al het geschapene en opgewekte – Vereniging met God
27 april 1940: Boek 23
Het is uw uiteindelijke bestemming om alles, wat er in de schepping is, te activeren, onophoudelijk in overeenstemming met de wil van God nieuwe dingen te scheppen en te vormen. En dit zal voor u gelukzaligheid betekenen. U zult in het hoogste genot zwelgen en stralend licht zal uw lot zijn. Want pas nu bent u in staat de grootsheid van de eeuwige Godheid te beseffen. Pas nu bent u zo, zoals het de wil van de Vader is. Wordt volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is.
Wat nu zichtbaar voor u wordt, is de hoogste gelukzaligheid, want de Vader onthoudt Zijn ware kinderen niets. U zult u dus in een toestand bevinden, die alles in zich insluit. De zuiverste liefde en dus licht en kracht in de hoogste mate. Dat wil zeggen kennis en macht in een mate, zodat niets meer voor u onuitvoerbaar of onvolmaakt kan zijn. En denk nu aan de wil van de goddelijke Schepper en dat u deze wil eveneens in u draagt en u dus geheel naar eigen goeddunken scheppen en vormen kan.
Zodoende verkeert het wezen in een toestand, waarin het aan God gelijk is. Het heeft zich geheel verenigd met God. De vereniging heeft plaatsgevonden. Het is geen afzonderlijk wezen meer, maar het is geheel met God versmolten. Maar het bewustzijn, het denken van een afzonderlijk wezen blijft en juist dit verhoogt de gelukzaligheid. De vereniging van eindeloos veel wezens in de toestand van rijpheid betekent een toename van geestelijke kracht. En het afzonderlijke wezen is daardoor in staat het ongelooflijkste tot stand te brengen. Het kan dus altijd de kracht uit God gebruiken en het zal steeds binnen de wil van God werkzaam zijn, maar steeds volgens eigen denken en goeddunken.
De vereniging met God, de vereniging met geestelijke kracht is geen beperking van de eigen wilsvrijheid. Alleen is bij een volmaakt wezen de wil niet anders, dan de goddelijke wil. Want alles heeft in de liefde zijn oorsprong. Elk scheppingswerk is in de zuiverste liefde ontstaan, want het wezen kan pas scheppende werkzaam zijn, als het zich volledig tot liefde gevormd heeft. Dus alle scheppingen zijn uit de liefde voortgekomen en alles, wat in de liefde zijn oorsprong heeft, moet goddelijke wil in zich dragen, omdat God immers de liefde Zelf is.
Zo moet alles, wat met God verenigd is, ook dezelfde wil hebben, want goddelijke liefde is het basiselement van alles, wat geschapen is. Onvoorstelbare gelukzaligheden moeten daarom voor het geschapen nieuwe wezen en de voor dit wezen nuttige scheppingen opgewekt worden, want de liefde brengt alles voort en de liefde is de belichaming van gelukzaligheid.
En er is goddelijke wijsheid voor nodig om weldoordacht alle scheppingen vorm te geven. Maar ook licht en kennis is het volmaakte wezen eveneens eigen, want anders zou het wezen niet volmaakt kunnen zijn. De vereniging met God heeft het wezen dus volmaaktheid gebracht en het werkt nu wel eigenmachtig, dat wil zeggen in overeenstemming met zijn gedachten en gevoelens. Maar het wezen ontvangt licht en kracht, dat wil zeggen wijsheid en macht, gezonden door de goddelijke Schepper. Het voert dus de wil van God uit voor de eigen gelukzaligheid, omdat dat zijn eigenlijke bestemming is.
Amen
Deze openbaring
als MP3 downloaden
Afdrukvoorbeeld
Kladschriften