Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1389
1389 Begrijpen van de geestelijke leer – De zegen van geestelijke arbeid – Aardse behoeften
24 april 1940: Boek 23
Alleen daar, waar ook de wil is om opheldering te krijgen, is het diepste begrijpen te verwachten. Want als de mens ernaar verlangt te weten, dan opent hij ook zijn hart voor degenen, die de kennis uitdelen. Hij doet moeite om grondig na te denken over hetgeen ontvangen is en hij zal nu ook in staat zijn om de waarheid van de dwaling te onderscheiden, want degene, die de mensen de waarheid toe wil doen komen, wil dat deze ingang vindt. Daarom zal Hij ook degenen, die naar de waarheid verlangen, het vermogen tot inzicht geven, de waarheid als zodanig te beschouwen en al het onware af te wijzen.
Als de mens nu probeert in het geestelijke gebied binnen te dringen, dan geeft hij daardoor zijn wil om zijn innerlijke leven te bevorderen te kennen. De scheiding van de materie begint. Ze houdt hem niet meer geheel gevangen, ofschoon ze ook nog niet geheel overwonnen is.
De enige opdracht in het aardse leven is de ziel te ontwikkelen. Dus als de mens acht slaat op alles, wat de ziel tot voordeel strekt, begint hij de opdracht serieus te nemen. Het is nu ook begrijpelijk, dat zo’n ziel van alle kanten hulp geboden wordt. Dat al het rijpe geestelijke zich bekommert om zulke zielen en daar opheldering geeft, waar ernaar verlangd wordt. Degene, die onverschillig en oppervlakkig het werk aan zijn ziel uitvoert, kan begrijpelijkerwijs ook niet zo met geestelijke kracht bedacht worden als een met al zijn zinnen naar volmaaktheid strevend mens.
Als het de mens eenmaal duidelijk is, dat zijn blijven op aarde niet eeuwig duurt, maar als hij ook de innerlijke zekerheid heeft, dat het leven van de ziel niet eindigt met de lichamelijke dood, dan zal ook de drang in de mens om een hogere graad van geestelijke rijpheid te bereiken sterker worden en hij probeert dan in geestelijke kennis binnen te dringen.
Het herkennen van het doel van zijn aardse leven veroorzaakt onwillekeurig een toenemende dadendrang. Want de wetende mens begint bewust aan zijn vervolmaking. De wetende mens tast niet meer in de duisternis, maar hij gaat met rasse schreden over een helder verlichte weg. Hij verlangt alleen naar licht, waarheid en kennis. En omdat hij ernaar verlangt, zal hij ook het volste begrip hebben voor al het geestelijke. Niets zal voor hem onbegrijpelijk zijn, niets is onverklaarbaar, maar voor alles, wat tot nog toe voor hem onbegrijpelijk was, zal hem de oplossing gegeven worden.
Het is de geestelijke honger, die zulke mensen ertoe drijft steeds dieper het geestelijke binnen te dringen en die toch steeds weer gestild wordt, omdat het de goddelijke wil is, dat voedsel en drank aangeboden wordt aan degene, die naar geestelijk voedsel verlangt. En daarom vertrekt geen mens die ernaar verlangt om naar de geestelijke waarheid geleid te worden, zowel op aarde als in het hiernamaals, met lege handen, want dit is welgevallig voor God.
Zoek, en u zult vinden. Klop, en er wordt voor u opengedaan. De Heer waarschuwt de Zijnen, die verbinding met Hem zoeken, steeds weer. Hij wil hen erop wijzen, dat ze niet vergeefs streven en dat aan hun verzoeken altijd voldaan wordt. Want Hij deelt onbeperkt geestelijke goederen uit en de mens, die de Vader in de hemel om opheldering bidt, om verlichting van zijn geest, zal nooit vergeefs een verzoek doen.
Het verlangen naar dat, wat van God is, naar geestelijke kennis zal altijd worden vervuld, maar aan het verlangen naar de materie zal van goddelijke zijde maar weinig worden voldaan, tenzij het laatste niet hinderlijk is voor het eerste. Zorg niet voor de natuurlijke behoeften van het lichaam, spreekt de Heer. En dit is weer een aanwijzing, dat slechts alleen dat van waarde is, waar de geest naar verlangt, want hetgeen het lichaam nodig heeft, wordt iedereen, die enkel aan zijn ziel denkt, toegestuurd.
De zegen van geestelijke arbeid strekt zich ook over het aardse leven en zijn verplichtingen uit. En degene, die zich geestelijk probeert te vervolmaken, zal minder te strijden hebben. Want deze herkent zijn opdracht en juist voor het komen tot dit inzicht is zo vaak een zware strijd in het aardse leven nodig. Dus deze strijd kan de mens nu bespaart blijven, als hij tot dit inzicht gekomen is. Als de mens uit eigen beweging voor zijn ziel zorgt, dan zorgt God voor zijn leven. Hij bedenkt hem met alles, wat nodig is en houdt hem ver weg van aardse zorgen, voor zover dit nuttig is voor de vooruitgang van zijn ziel.
Amen
Vertaald door Peter Schelling