Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1377
1377 Ceremoniën - Kindschap Gods
9 april 1940: Boek 23
U moet aan diegenen denken, die steeds hun best doen goed en rechtvaardig te zijn en toch niet bij een bepaalde geloofsrichting horen. Hun wil is gericht op God, dus op het goede. Het ontbreekt hen alleen aan het juiste inzicht. Dit moet evenwel in het diepst van het hart ontwaken en - evenals bij hen - ook bij ieder, die lid is van een bepaalde geloofsrichting. Dit innerlijke inzicht is absoluut noodzakelijk voor ieder mens. Zonder dat baat hem het naar buiten herkenbare geloof niets. Maar omgekeerd brengt het innerlijke inzicht ook zonder dit de juiste verhouding van de mens tot God tot stand; de verhouding van het kind tot de Vader. En dit moet als eerste worden nagestreefd. Op grond van de geloofsleer van een kerk kan deze eis wel gemakkelijk begrepen en ook vervuld worden, maar het niet behoren bij een bepaalde kerk sluit ditzelfde niet uit. Het is nu ook wel begrijpelijk, dat deze verhouding tot de Vader eerst tot stand moet worden gebracht om van kindschap Gods te kunnen spreken en dat het behoren bij deze of gene kerk dit laatste niet garandeert, maar alleen het diepe innerlijke gevoelen van het hart doorslaggevend is.
Het begrip “behoren bij” kan heel rekbaar zijn, maar kan onmogelijk afhankelijk worden gemaakt van louter uiterlijkheden, zoals daar zijn: het vervullen van de geboden, die mensen aan de goddelijke geboden hebben toegevoegd, de regelmatige kerkgang, het sjabloonachtige gebed (naar een vast model) en het bijwonen van een handelling, die alleen symbolische waarde hebben kan, voor zover de diepste verbondenheid met de Vader ze geen levende vorm geeft. Het is echter aanzienlijk meer waardevol, wanneer de mens niet onder de indruk van zulke uiterlijkheden naar God verlangt, want deze zal het dichterbijkomen bij de Vader gemakkelijker lukken. Hij zal zich in kinderlijk vertrouwen aan Hem overgeven. Hij zal tevoren niet zoveel barrières hoeven neer te halen, die voor zijn geestelijke oog zijn opgeworpen door de starre leer van alle onbegrijpelijke handelingen, die in de mens pas het gevoel van afstand tot God laten rijpen, dat niet zo gemakkelijk is te overwinnen; dat God pas via omwegen te bereiken zou zijn, terwijl toch de innerlijke gedachte aan Hem en het verlangen naar Hem de sterveling reeds de genade van Zijn liefdevolle genegenheid oplevert en uitsluitend het meest innerlijke gevoelen de scheiding van de Vader verkleint of vergroot, maar geen uiterlijke handelingen, waaraan het innerlijke gevoel ook kan ontbreken.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte