Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1370

1370 Duivels werkzaam zijn – Zelfbeschikking – Opleidingsplaats

4 april 1940: Boek 23

Het is als een ononderbroken ketting, het is als een eindeloze opeenvolging van gebeurtenissen, die het duivelse werkzaam zijn laat herkennen en dus ook de geketende toestand, waarin de mensheid zich bevindt. Elke gedachte, elke handeling verraadt de invloed van het kwaad en dit heeft een reusachtige uitwerking op de zielen, die niet in staat zijn zich uit deze boeien te bevrijden.

En zo brengen ook deze duivelse werken een volledige ontwrichting van het geloof tot stand, omdat de mens zelf geen tegenstand biedt. Het is buitengewoon troosteloos te zien, hoe alles, wat aan God doet denken, opgegeven wordt. Hoe het geloof in de goddelijke Verlosser meer en meer verdwijnt en hoe alle denken en streven van de mensheid alleen maar dat betreft, wat deel is van de duistere macht.

De geloofsleren zijn voor de mensen al begrippen uit de wereld van de fantasie. De mens voelt zich verheven boven deze leren. Hij leeft zijn aardse leven en al het geestelijke is ongewenste ballast. En zo is het onvermijdelijke, dat de kracht van God tegenover de duivelse krachten komt te staan, zodat deze kracht van God de activiteiten van Satan een halt toeroept. Zonder goddelijke hulp zou het geestelijke verval voortschrijden en ten slotte tot de volledige ondergang leiden, maar de Vader in de hemel denkt aan de weinigen, van wie de wil nog niet besloten heeft. Degenen, die Hem nog niet voorgoed opgegeven hebben.

En om deze weinigen te redden, laat Hij een gericht over de aarde komen, dat onvoorstelbaar in zijn gevolgen is. Hij wil de mensheid nog eenmaal Zijn almacht bekendmaken. Hij wil hun gedachten naar Hem leiden, opdat ze Hem aanroepen en Hij hen helpend bij kan staan. Hij wil Satan nog die zielen ontworstelen, die nog niet geheel aan Hem ten prooi gevallen zijn, zodat de mensheid niet geheel verloren gaat. Het is een geweldig gebeuren, dat al dit bewerkstelligen moet en het is enkel van de wil van de mens afhankelijk, hoe hij dit gebeuren op zich in laat werken. Het kan zijn bevrijding betekenen, maar ook zijn uiteindelijke gevangenschap in Satans macht.

Opnieuw wordt het aan de mens overgelaten om te kiezen tussen goed en kwaad. Te kiezen tussen licht en duisternis. En God stelt hem alle middelen ter beschikking, zodat hij herkent, wanneer hij maar wil. De onveranderlijk wet van de zelfbeschikking kan niet naar believen ongedaan worden gemaakt. Ook nu moet de mens zelf over zijn toekomstige lot beslissen. Hij moet door zijn wil zelf bekendmaken, welke weg hij wil gaan: naar boven of naar beneden. Enkel de eeuwige Godheid kan hem zo te hulp schieten, dat Ze hem de vergankelijkheid laat zien van dat, wat hij tot nog toe nastreefde.

En zo kan een schijnbaar werk van vernietiging van onmetelijk voordeel zijn voor de ziel van de mens, zodra hij zich nog op het juiste moment van de aardse goederen afwendt en in plaats daarvan geestelijke goederen nastreeft. Een enorme verandering in het gewone leven kan ook een ommekeer van het denken teweegbrengen en dit is de laatste mogelijkheid om de hele mensheid weer op te richten en haar het geloof in God weer te laten vinden.

Het streven van huidige tijd gaat zover, dat het elk geloof totaal uit wil roeien. Maar omdat het aardse leven alleen maar met het doel gegeven werd, dat de mens zichzelf en zijn ziel door het geloof zou ontwikkelen, moet hem ook het leven afgenomen worden, als hij dit eigenlijke doel niet vervult. Want een aards leven zonder geloof heeft alleen maar een neerwaartse ontwikkeling tot gevolg. En noodgedwongen zal het gevolg van zulke dwalingen van de hele mensheid zijn, dat Gods almacht en werkzaam zijn zichtbaar worden om nog te redden, wat gewillig is en totaal te vernietigen, wat zich geheel in de macht van Satan bevindt. Want de aarde is een opleidingsplaats van de geest. Maar waar ze niet als zodanig herkend wordt, zullen de wezens ook niet langer op haar mogen verblijven, want ze beroven zichzelf van deze genade.

Amen

Vertaald door Peter Schelling