Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1166
1166 Tegenstander – (Antwoord op de waarschuwing van geestelijken)
8 november 1939: Boek 20
Mijn wil zal u bekendmaken, dat de geestvonk in u levend geworden is, dat u het goddelijke in u tot leven gewekt hebt en u daarom van Mij de goddelijke gave ontvangen hebt. En blijf daarom dan in Mijn liefde en sla geen acht op datgene, wat van buiten op u afkomt, maar volg alleen de stem in u, want ze leidt u op de juiste weg. Aan wiens hart moet Ik wel niet denken, als Ik niet aan het gelovige, Mij onderdanig mensenkind denk? Welke macht kan wel in strijd met Mijn wil handelen en welke vruchten werpt een van Mij afgewende macht af? Kijk, als Ik het mensenkind wil helpen en zijn gelovig gebed verhoor, zal de tegenstander nooit bij dit kind kunnen komen, zolang het Mij toegenegen is. En waar zou de tegenstander naar moeten streven? De mensen de goddelijke leer verkondigen?
Blijf hieraan indachtig, dat u een volgeling van Mijn naam bent. U moet voor Mij en Mijn naam strijden en Mij daarom ten dienste staan. Maar de leringen van de duisternis streven naar een ander doel: de uiteindelijke afscheiding van Mij. Jullie, Mijn kinderen, moeten sterk zijn in het geloof en elke beproeving doorstaan, als jullie eens voor Mij en Mijn naam moeten kunnen werken. Want kijk, er zullen nog veel verzoekingen over jullie komen. De wereld zal zich tegen jullie keren en proberen om jullie te overwinnen en dat ook op grond van de woorden, die de tegenstander hen ingeeft. En dan moeten jullie je staande kunnen houden, jullie moeten hen bestrijden met het zwaard van jullie mond. Jullie moeten hun Mijn woord bekendmaken. Jullie moeten Mij jullie mond lenen, opdat Ik hierdoor spreken kan.
En daarom moeten jullie rotsvast in het geloof staan. Jullie mogen niet wankelmoedig worden en de tegenstander door twijfel en een zwak geloof macht over jullie geven. Kom tot Mij, opdat Ik jullie geloof versterk en neem uit Mijn hand in ontvangst, wat jullie in staat maakt tot het bieden van weerstand tegen alle vijandigheden van buiten. Het is Mijn woord, dat jullie kracht en genade geeft. Als jullie in de nauwste verbinding met Mij staan, bevinden jullie je ook in de stroomkring van Mijn liefde en genade en deze laat jullie niet vallen als het jullie streven maar is om Mijn wil te vervullen.
Het denken van de mensen zit nog heel erg op de verkeerde weg en zelfs degenen, die Mij willen dienen, zijn de goddelijke geest in zichzelf nog niet gewaargeworden en daarom tasten ze nog in het duister en nochtans wijzen ze het licht af, dat hun opheldering moet brengen. Ik breng hen allen Mijn woord en leidt hen naar Mijn woord, maar ze gaan een andere weg en zoeken en vorsen in de verte. En Ik ben hen zo nabij en zou Mijn geest graag met hun geest verbinden, opdat Ik hen Zelf zou kunnen onderwijzen. Aan de geestelijke nood van de mensheid leiden ze nog niet de urgentie van Mijn hulp af en dus herkennen ze ook Mij niet, waar Ik deze geestelijke nood zou willen sturen.
Als ze echter in Mij de geest van de liefde willen herkennen, moet het voor hen ook begrijpelijk zijn, dat Ik Mijn mensenkinderen niet kan laten smachten en Ik hen dus buitengewoon moet helpen, opdat ze het geloof in Mij niet verliezen. En degenen, die Ik uitkies, staan onder mijn bescherming. Ze zullen niet aangetast worden tot ze hun missie vervuld hebben. Ze zullen ook niet hoeven te lijden, als ze maar in alle nood gelovig tot Mij komen en Mijn hulp afsmeken, want degenen, die Mijn wil vervullen, zijn Mijn kinderen en hen laat Ik niet in de nood van de ziel.
En jullie allen, die de weg naar Mij nog niet gevonden hebben, laat jullie dit gezegd zijn: Degene, Die in de hemel zetelt en aan Wie alles gehoorzaam moet zijn, laat niet met Zich spotten. En nog veel minder laat Hij degenen, die iets kwaads tegen Hem in het schild voeren, in Zijn naam spreken. En Hij laat geen kind, dat de handen smekend naar de Vader in de hemel omhoogsteekt en naar de zuiverste waarheid verlangt, het slachtoffer worden.
Amen
Vertaald door Peter Schelling