Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1164
1164 Goddelijke leiding
7 november 1939: Boek 20
Het onbegrensde vertrouwen in de goddelijke leiding moet diep in jullie wortelen. Pas dan kunnen jullie al het moeilijke met gemak overwinnen. De leidraad van al het denken moet zijn, dat de goddelijke Heer en Schepper, als Hij niet op weerstand stuit, elk individueel leven leidt, altijd in de richting van volmaaktheid.
De mens moet weten, dat geen enkel moment van het leven zonder reden op hem afkomt, maar dat alles steeds alleen een middel is om de ziel te helpen. Dat de mens er namelijk vaak zelf de oorzaak van is, wanneer de bijkomende verschijnselen van het leven hem zwaar en ondraaglijk lijken. Dat hij door zijn eigen wil zijn ziel vaak zo in gevaar brengt, dat ze alleen maar door zwaar lijden en slagen van het noodlot op de juiste weg teruggeleid kan worden.
Er zijn zo velerlei ontwikkelingsstadia aan het verblijf in het menselijke lichaam vooraf gegaan. Deze hebben er allemaal aan bijgedragen om een zekere graad van rijpheid te verkrijgen. En elke levensloop van een mens is ervoor geschikt om de in dit lichaam wonende ziel tot voltooiing te brengen, echter vooropgesteld dat ze al de haar geboden mogelijkheden benut. Als ze dat niet doet, dan verdikken zich begrijpelijkerwijs de omhulsels van de ziel, in plaats van zich op te lossen. En de levensomstandigheden moeten zich zo voordoen, dat ze de ziel indirect hulp kunnen bieden. En daarom is geen enkele gebeurtenis in het menselijke bestaan zinloos en doelloos. Geen enkel moment is zonder de wil van de Heer toegelaten.
De mens moet zich voor ogen houden, dat hij voortdurend geleid wordt door de zorgzame Vaderhand, louter om zijn laatste doel te bereiken. Daarom moet zijn vertrouwen in deze goddelijke leiding toenemen en uiteindelijk zo groot worden, dat hij zich gewillig aan deze leidende Vaderhand overgeeft. Hij moet alles wat hem tijdens zijn aardse levensloop overkomt in de onwrikbare overtuiging dat het goed is voor zijn zielenheil accepteren. Hij moet al het lijden of de kleinste onaangename aangelegenheden van het leven met het grootste geduld verdragen en alleen de hemelse Vader laten heersen. Hij zal in elke beproeving alleen de waarschuwende roep van de Vader herkennen, en hij moet er gewillig naar streven om hier gevolg aan te geven.
En als hij zich geheel aan de leiding van de Vader overgeeft, zal hem spoedig verlichting gegeven worden, want zijn ziel doet gewillig wat nuttig voor haar is en heeft geen verscherpte middelen meer voor het uitrijpen nodig. Het is eindeloos bevorderlijk voor de toestand van de ziel om in dagen van nood het gelovige vertrouwen te bewijzen. Want de mens herkent dan de hoogste macht en buigt zich gewillig voor alle bepalingen. Hij weet dat hem op het juiste moment hulp geboden wordt. Hij wacht hier geduldig op en komt niet tegen de goddelijke wil in opstand.
En in een diep, kinderlijk vertrouwen zijn gebed naar de Vader omhoog sturen, is de zekerste waarborg voor de vervulling hiervan. Want de Vader wil, dat Zijn kind in elke nood van de ziel tot Hem komt. Hij wil hem hulp toe laten komen, want de ziel erkent immers haar zwakte en haar geloof in Hem. Ze is op de goede weg en daarom kan het leed weer van haar afgenomen worden. Daarom moet de mens zich nooit door leed laten ontmoedigen, maar zich in het gelovigste vertrouwen aan de Vader in de hemel aanbevelen. Alles wordt hem alleen maar voor zijn eigen bestwil door de Vader opgelegd. En als het kind dit beseft, zal hij ook de juiste weg gaan, overeenkomstig de goddelijke wil en hij zal in alle nood en lijden naar de Vader vluchten, Die hem uit alle nood bevrijden zal.
Amen
Vertaald door Peter Schelling