Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1160
1160 Werkzaam zijn van de geest – Kracht uit God
5 november 1939: Boek 20
Het werkzaam zijn van de geest is alleen zo te begrijpen, dat de mens zich een kracht voorstelt, die in hem werkzaam is. Hij moet een onderscheid maken tussen de aard en de manier van de werkzaamheid van de geest en van de ziel. De ziel is de levensadem en elk lichaam zal leven als de ziel in hem woont. Hij kan echter met deze ziel een leven leiden, dat in zekere zin mechanisch genoemd zou kunnen worden. Dat het lichaam wel alle functies uitvoert, die voor het aardse leven bevorderlijk zijn, wat hij zonder de ziel dus niet zou kunnen.
Maar hij doet dat zonder enige verbinding met God. Hij gebruikt alleen de van God gekregen levensbekwaamheid, maar niet voor God, maar uitsluitend voor zichzelf en voor de aan God tegengestelde macht. Hij heeft eerst God om zijn aardse leven gevraagd met het doel om dichter bij Hem te komen, maar nu vervult hij dit doel niet, maar hij eist de werkzaamheid van de ziel ten volle op.
Hij heeft niet gevraagd om de kracht uit God, de goddelijke geest, die de enige mogelijkheid is om God te naderen. Hij heeft op de goddelijke vonk, die hem eens als kostelijke gave van God ten deel viel, geen acht geslagen. De liefdesgeest, het goddelijke in de mens, was niet werkzaam en dus werd de geestvonk niet tot leven gewekt en kon de kracht uit God niet op de mens overgedragen worden. God kan Zich niet in de geest aan de mens openbaren. De verbinding met God is niet tot stand gebracht, dus de toenadering kan ook niet plaatsvinden. Er is geen mogelijkheid om de scheiding te overbruggen, zolang de geest uit God niet in de mens werkzaam is.
De geest uit God is goddelijke kracht. De mens kan leven en toch dood zijn, als de geestelijke wedergeboorte niet plaatsgevonden heeft. Het contact met God moet gezocht worden. Door werkzame liefde voor de naaste moet het goddelijke in hem tot ontwaken gebracht worden. En vervolgens zal de geest uit God in de mens werkzaam worden. Hij zal de ziel beïnvloeden om al het denken, doen en willen van deze geest aan hem ondergeschikt te maken. De ziel zal geen rekening meer houden met het verlangen van het lichaam, maar enkel en alleen aandachtig naar de goddelijke geest in zich luisteren. Nu zal God Zichzelf uiten.
De geest uit God is in elk mens gelegd, maar niet elk mens gebruikt dit heerlijkste in zich. En dan blijft zijn leven op aarde een mislukt leven en heeft dit leven het wezen geen vooruitgang gebracht, want zonder de geest uit God in zich op te wekken, kan de eenwording met de Vadergeest niet plaatsvinden, wat echter wel het enige doel in het aardse leven is.
Amen
Vertaald door Peter Schelling