1157 Voortdurende strijd tegen het kwaad – Het werkzaam zijn van de geest en het doel
3 november 1939: Boek 20
De enorme verantwoordelijkheid van de mens op aarde ten opzichte van zijn ziel zou hem onvermoeibaar moeten laten worstelen, zolang hij op aarde verblijft. In plaats hiervan schudt hij deze van zich af en slaat geen acht op de achteruitgang van zijn ziel, wat weer onnoemelijk funest is voor de ziel. De strijd tegen de boze machten moet onophoudelijk zijn en elke onverschilligheid vergroot de wil van deze boze machten om aan te vallen. En daarom moet de mens steeds harder strijden, naarmate hij onverschilliger ten opzichte van de vijand van zijn ziel is, terwijl de kracht van de boze machten afneemt, naarmate hem meer tegenstand geboden wordt.
Het verlangen naar God en het verafschuwen van al het kwaad verzwakt eveneens de macht van de tegenstander en de ziel ontrukt zich in zekere zin uit de boeien en probeert dus de eeuwige Godheid te naderen. Hoe groter het verlangen naar het licht is, des te meer vermijden de krachten van de onderwereld de aardse mensen. Ze benutten echter elke zwakte van de ziel om met vernieuwde kracht op het wezen, dat aan hen wil ontsnappen, in te werken.
En daarom is voortdurende voorzichtigheid geboden. De mens moet steeds alleen aan zijn ziel denken, die de onverschillige toestand buitengewoon kommervol gewaarwordt. En daarom moet de menselijke wil met grotere kracht werkzaam zijn om de zwakten van het lichaam te overwinnen, opdat de kwade macht geen macht over diens ziel krijgt. Degene die het vragend afsmeekt, wordt alle hulp van boven verleend en daarom is het mensenkind zeker van elke ondersteuning, als zijn wil zich bewust naar de eeuwige Godheid toekeert.
Ontvang in deze zekerheid: De geest, die in jullie werkzaam is, hoort de zachtste opwelling tot het goddelijke in jullie en hij is bereid om elk smeken te vervullen. Hij wil elke twijfel in jullie wegnemen. Hij wil jullie zekerheid geven, waar jullie je vragend tot hem wenden. Hij wil jullie licht brengen, waar jullie in het donker gaan. Hij wil jullie in alle kennis binnenleiden en de weg, die jullie op aarde moeten gaan, voor jullie begaanbaar maken. En daarom heeft zijn werkzaam zijn in jullie steeds alleen maar het doel om tot volle ontwikkeling te komen en jullie tot voortdurend streven aan te sporen. Hij wil het voor jullie mogelijk maken om de jullie op aarde opgelegde taak te vervullen. En zo herkennen jullie daaruit de eindeloze liefde van de Vader, Die Zijn kind bij zou willen staan om dat te bereiken, wat de hoogste gelukzaligheid betekent. Hij zou Zijn kind alles willen doen toekomen, wat de eeuwigheid aan heerlijkheden biedt en stelt hem dus alle middelen ter beschikking om dit doel te bereiken.
Wanneer de eeuwige Godheid zich nu met zulke eindeloze liefde voor haar schepselen inzet, dan moet het ook begrijpelijk zijn, dat de mens er eveneens iets aan moet doen. Dat hij op zijn minst zijn wil, die volledig vrij is, opgeven moet om iets onvergelijkbaar mooiers daarvoor te ontvangen. De Vader verlangt enkel de wil van het kind. Hij verlangt dat dit kind deze wil blij aan de goddelijke wil onderwerpt en het dus zijn bereidwilligheid kenbaar maakt om naar boven te streven en dat het alle gaven, die alleen maar dit ene doel dienen, namelijk om het kind naar de Vader te leiden, dankbaar in ontvangst neemt opdat Hij het nu binnen kan leiden in Zijn rijk. Opdat het voor eeuwig met Hem verbonden blijft en elke scheiding overwonnen is.
Amen
Deze openbaring
als MP3 downloaden
Afdrukvoorbeeld
Kladschriften