Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1155
1155 Spraak
1 november 1939: Boek 20
Gedurende ondenkbare tijden is de spraak van de mens de uitdrukkingsvorm van zijn denken en de mens bedient zich hiervan om het resultaat van zijn denken aan de medemensen door te geven. De wijze Schepper heeft hun het middel in handen gegeven, dat de mensen met elkaar verbinden moet. En Hij heeft hun tegelijkertijd een mogelijkheid gegeven om door dit middel alle activiteiten van de gedachten te formuleren om de medemensen deel te laten nemen aan elke geestelijke beleving.
In een bepaald stadium van zijn ontwikkeling is deze gave hem weliswaar niet ter beschikking gesteld. Maar het denkvermogen was in dezelfde tijd nog niet ontwikkeld en daarom zullen beiden pas de juiste waarde hebben, wanneer het elkaar onderling aanvult. Dat wil zeggen, wanneer de spraak eenvoudig en helder uitdrukken kan wat de mens in de gedachten beweegt.
Dat de mens zich van de spraak moet bedienen om elkaar wederzijds te begrijpen, is Gods wil, want er moet hem daardoor de gelegenheid geboden worden om op de medemensen in te werken en hem zijn geestelijke activiteit duidelijk te maken. En de geestelijke activiteit zou alle mensen daardoor tot zegen moeten zijn, doordat hun iets gegeven kan worden, wat de eigen gedachten nog niet in zich opgewekt hebben. Want de mensen zijn weer vrij in hun denken. Hun gedachten kunnen goed en ook slecht zijn en dus ook een overeenkomstig goede of slechte uitwerking op de medemensen hebben, als dit gedachtengoed door de spraak van deze mens overgedragen wordt.
En het zal dus begrijpelijk zijn, hoe juist de spraak een belangrijke factor in het bestaan op aarde is. Hoe alles wat de mensen geboden wordt, voor hen pas door de spraak begrijpelijk wordt. En hoe zonder de spraak het gehele leven de mensen veel eentoniger zou beroeren en hoe zonder het overdragen via de spraak iedereen zijn leven alleen voor zichzelf zou leven, omdat er geen mogelijkheid was om de andere mensen van de eigen opvattingen in kennis te stellen. Er zouden geen uitlatingen naar de mensen gedaan worden en de omgang onder elkaar zou veel meer een gevaar vormen, want iedereen houdt zich uitsluitend met zijn eigen gedachten bezig, zonder te weten, dat elk mens in staat is om anders te denken.
Dit valt pas goed te begrijpen, wanneer men bedenkt, dat de mens voortdurend één of andere gedachte uitwerkt en dat dus talloze gedachten weer in het niets zouden verdwijnen, als ze zich niet door de spraak de weg naar de medemensen zouden kunnen banen en dus daar weer tot geestelijke werkzaamheid aan zouden sporen en steeds nieuwe gedachten ter wereld zouden brengen.
En daarom is de spraak als geschenk van God niet hoog genoeg te waarderen, want ze maakt in de eerste plaats voor degenen die geestelijk zoeken een levendige geestelijke uitwisseling mogelijk. En dit is er aanleiding toe, dat de geestelijk actieve mens zich aanzienlijk gemakkelijker omhoog kan worstelen, want er kan hem van alle kanten op velerlei manieren een regelmatig onderricht geboden worden en het is alleen weer de wil van de mens om dat, wat hem door de spraak aan geestelijk goed overgedragen wordt gelovig op te nemen en zo tot de hoogte te geraken, wat hem zonder deze goddelijke gunst onvergelijkelijk veel zwaarder zou vallen en er dus buitengewoon veel meer tijd nodig zou zijn, als de mens de staat van rijpheid van zijn ziel zonder zo’n mogelijkheid om de gedachten door te geven, zou moeten bereiken.
Want de goddelijke liefde en wijsheid hebben sinds eeuwigheid alleen maar het doel om de weg omhoog voor de wezens op aarde zo gemakkelijk mogelijk te maken. En Hij gaf hun daarom deze genade om de spraak te mogen gebruiken om voor elkaar de weg naar boven gemakkelijker te maken.
Amen
Vertaald door Peter Schelling