Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1154
1154 Eeuwige waarheid – Het woord van God
31 oktober 1939: Boek 20
Degenen, die zichzelf voor de eeuwige waarheid afsluiten, zijn onuitsprekelijk arm te noemen, want voor hen gaat alles verloren, wat het leven pas echt zin geeft. Alleen door het ontvangen van deze waarheid uit God wordt het leven goed benut en alleen het goddelijke woord heeft eeuwigheidswaarde, want dit woord verbindt immers de Schepper met het schepsel en heft zo de scheiding tussen beiden op, die er weer de enige oorzaak van is dat God Zich in het woord uit.
Wie het woord van God met het hart opneemt, is reeds op aarde al rijk te noemen. Hij is met de Vader verbonden en ontvangt onafgebroken goddelijke genade. Hij wordt in tijden van aardse nood niet verlaten, maar ontvangt doorlopend troost en hulp. Hij hoeft ook niet te vrezen, dat deze genade van hem afgenomen zou kunnen worden, zolang hij hier zelf naar verlangt. Want de liefde van God kent geen grenzen.
Het kind, dat ontvangen wil, wordt voortdurend gevoed met het brood uit de hemel, welke de eeuwige waarheid is. Niets in de oneindigheid is kostbaarder dan dit. Alleen de goddelijke waarheid is nastrevenswaardig, want wie dit heeft, heeft alles. Wie in de waarheid staat, is in zekere zin ingewijd in het werkzaam zijn van God. Alles, wat wetenswaardig en nuttig voor de mens is, wordt aan hem geopenbaard.
Tevens wordt bij hem ook het begrip voor al het geestelijke werkzaam zijn opgewekt. Hem wordt de kennis gegeven met het doel om geestelijk te rijpen. Hij heeft de taak gekregen om werkzaam te zijn als opvoeder van de menselijke ziel. Hij wordt met de meest ondenkbare gebieden vertrouwd gemaakt en ontvangt daar onbeperkt onderrichtingen over, want zijn kennis moet ertoe dienen om de medemensen eveneens te onderwijzen. En het staat elk mens vrij om deel te hebben aan hetgeen geestelijk geboden wordt. Het staat elk mens vrij om eveneens goddelijke wijsheid te ontvangen en zijn kennis te verrijken, als het zijn wil maar is.
En wie de goddelijke genade herkent en haar dankbaar in ontvangst neemt, heeft dus onnoemelijk veel gewonnen, want hij komt tot inzicht en gaat in het vervolg de juiste weg voor de opwaartse ontwikkeling van zijn ziel. Hij legt de levensweg nu niet meer vergeefs af, maar hij is er ijverig op bedacht om alles, wat hem door het woord van God gegeven wordt, in acht te nemen. Hij neemt het goddelijke gebod van de liefde in acht en streeft er dus naar om zich te bevrijden. Hij heeft slechts één doel voor ogen, namelijk om de zon van de geest op te zien komen.
Hij streeft ernaar om binnen de stralen van de goddelijke genadezon te komen om steeds alleen diens werking aan zich te voelen. Hij vervult de goddelijke wil met alle ijver en zijn zorg betreft niet alleen maar zijn zielenheil, maar ook het zielenheil van de medemensen, want hij herkent in hen, dat ze hetzelfde product van zijn goddelijke Vaderliefde zijn. Hij beseft dat alle mensen van dezelfde geest moeten zijn en daarom moet er onafgebroken rekening mee gehouden worden, dat elk mens in liefde voor de medemensen zorgt, dat de liefde iedereen met elkaar verbindt en dat iedereen voor elkaar werkzaam moet zijn.
De goddelijke wijsheid, het ontvangen goddelijke woord, moet tot stand brengen, dat de mens geestelijke rijkdom op aarde verzamelt en dus rijk bedacht in de eeuwigheid ingaat, waar alleen de geestelijke gaven gewaardeerd worden en dus de goddelijke waarheid tot in alle eeuwigheid blijft bestaan.
Amen
Vertaald door Peter Schelling