Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1153
1153 Natuurverschijnselen - Temperatuur - Ster - Voorspellingen
30 oktober 1939: Boek 20
De tijd vliegt en de instelling van de mensen verandert niet. Er gaan ontelbare zielen ten onder als de Heer hun niet op het allerlaatst nog Zijn liefde aanbiedt en hun de vreselijke ondergang van al het aardse voor ogen houdt. Let daarom op de dagen die zich wezenlijk zullen onderscheiden van het anders gebruikelijke jaargetijde. Hoe lager de zon staat, des te helderder licht zal ze uitstralen en een ongewone temperatuur zal de mensen verbaasd doen staan. En dit zal aanleiding geven tot vermoedens van allerlei aard. Deels zal men hoopvol de komende tijd tegemoet zien, deels angstige bedenkingen hebben. En de mens zal geneigd zijn er een bovennatuurlijk werkzaam zijn in te erkennen.
Toch denken slechts enkelen aan hun verhouding tot God. Ze beseffen niet dat God zelf hun denken naar zich toe zou willen keren en doen ook niet hun best een samenhang te zoeken in de buitengewone natuurverschijnselen. Ja, ze zijn er zeer snel aan gewend en halen er niet het geringste voordeel uit voor hun ziel. Want als ze maar zouden willen opletten, zou de roep van boven voor hen begrijpelijk zijn. Maar als ze niet denken aan hun verhouding tot de Schepper, blijven ze aards gezind en nemen niets aan van wat hun geestelijk wordt aangeboden. En al deze buitengewone natuurverschijnselen zijn uitingen van geestelijke activiteiten van die krachten die aan God onderdanig zijn en gewillig Hem te dienen.
Steeds opnieuw zullen geestelijke stromingen merkbaar worden en voor de mensen zichtbaar op menigvuldige wijze. En toch zal het denken van de mensheid zich er weinig mee bezighouden, want ook de macht der duisternis is zeer actief en deze strijdt tegen al het geestelijke onderkennen. Ze tracht het goddelijke af te zwakken en zo zal de mensheid alleen maar steeds aan het aardse gebeuren aandacht schenken en onverschillig tegenover het werkzaam zijn van de Godheid in de natuur staan, ofschoon de mensen er op duidelijk weldadige wijze door worden geraakt. Slechts een klein aantal ziet Gods hand zich naar de mensen uitstrekken en tracht de medemensen opheldering te verschaffen, maar men erkent alleen de weldaad die lichamelijk voelbaar is, maar niet een opdracht van boven die een verandering van het menselijk denken moet bewerkstelligen.
En in deze tijd van welbehagen, teweeggebracht door een buitengewone werking van de zon op een ongewone tijd, vindt er een gebeurtenis plaats die ook iedere geestelijk blinde te denken moest geven: een ster maakt zich los van het firmament en verandert zijn baan. Deze ster zal een lichtsterkte hebben die die van alle andere ver overtreft. Hij zal 's nachts helder stralen en de aarde naderen, zo dat ook dit verschijnsel weer ongewoon is voor de mensen en er toch tegelijkertijd een bewijs van is dat de Schepper van hemel en aarde alle macht heeft en dus ook de sterren hun baan voorschrijft volgens Zijn wil. Als deze ster zichtbaar is gaat de mensheid steeds meer het geestelijke keerpunt tegemoet. Er wordt haar in geestelijk opzicht zoveel hulp geboden dat ze waarlijk alleen haar wil nodig heeft om zich deze hulp eigen te maken, doch haar instelling wordt steeds verstokter, haar denken steeds meer verblind. En de tijd is niet meer ver waarvan de Heer gewag maakte op aarde, dat een deur uit haar scharnieren wordt gelicht als de mens zijn hart sluit voor alle geestelijke stromingen.
Het licht zal ook daar schijnen waar het gemeden wordt, want de lichtstraal zal zo helder zijn dat hij alles doordringt, en ook de geestelijk blinde zal moeten zien, alleen zal zijn wil toch afwijzend zijn en het einde zal zijn dat hij door het licht wordt verteerd. Want de duisternis wordt verdreven door alles wat helder, licht en duidelijk is. En het licht overwint de duisternis in zoverre, dat het donker moet wijken waar eens het licht van de waarheid zich baan heeft gebroken. En de leugen en de schijn zullen onhoudbaar worden, de waarheid echter zal blijven tot in alle eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte