Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1143
1143 Kracht van de liefde
20 oktober 1939: Boek 20
De kracht van de liefde moet alles overwinnen. Ze moet de mens tot zachtmoedigheid en geduld opvoeden. Ze moet kunnen lijden en zich voor de medemens op kunnen offeren. En zo mag de mens alleen maar de liefde beoefenen en het zal over alle tegenslagen van het leven zegevieren. En met dit inzicht zal de volgende bekendmaking ook begrijpelijk voor je zijn.
Voor de tijd van zijn aardse bestaan blijft de mens ervan afhankelijk, hoe hij zijn leven wijdt aan de liefde. Dienovereenkomstig zal hij in de nabijheid van God of ook gescheiden van Hem zijn en evenzo zal het aan hem overgelaten blijven, hoe hij dit leven benut. Hij kan de eigenliefde vooropzetten en hij doet dan niets voor zijn opwaartse ontwikkeling. Maar hij kan ook de liefde voor God als de belangrijkste stelregel laten gelden en zichzelf in kortere tijd bevrijden. Want in liefde werkzaam zijn, betekent zich met God verenigen, Die de liefde Zelf is.
Jullie kunnen de eeuwige Godheid dus volstrekt niet daar zoeken, waar de liefde niet beoefend wordt. U moet niet geloven, dat u tot God kan komen zonder werkelijk in de liefde werkzaam te zijn. En u moet ook niet aannemen, dat uw missie op aarde vervuld is, wanneer het aardse leven gespeend van alle liefde aan u voorbijgegaan is. Als u van God wilt ontvangen, dan moet u ook geven. U moet op een ware onbaatzuchtige manier werken van liefde aan uw medemensen verrichten, dan mag u ook in ontvangst nemen, wat God u toebedenkt en u zult Zijn liefde, macht en kracht in uzelf ervaren. Goddelijke liefde is het mooiste en heerlijkste, wat u ten deel kan vallen. En deze liefde omvat u met alle geweld, als u eveneens liefde geeft aan degenen, die uw liefde nodig hebben.
De mens, die altijd liefhebbend werkzaam is, zal slechts weinig acht op zichzelf slaan. Het welzijn van de medemensen zal hem echter na aan het hart liggen en hij zal voor zichzelf niet genoeg kunnen doen aan werken van naastenliefde. Want hij merkt dan ook instinctief, dat hij de eeuwige Godheid daardoor steeds meer nadert en dat zijn levenswandel hem naar de Godheid leidt. Hij herkent dus zijn eigen licht en komt in de stroomkring van dit licht. Dat wil zeggen dat zijn levenswandel van nu af aan onder invloed van deze goddelijke liefde staat. Hij zal God willen dienen en van zijn kant alles willen doen om te bewijzen, dat hij de goddelijke liefde waardig is. Hij zal alle deugden beoefenen en naar volmaaktheid streven, want hij verlangt vurig naar de liefde van God.
De liefde van God is het ware leven, het leven in de eeuwigheid, het summum van zaligheid en deze liefde verspreidt zich over al Zijn schepselen en daarom moet ook elk schepsel op dezelfde wijze liefde voor het andere schepsel voelen, omdat de goddelijke liefde de oorsprong van al deze schepselen is. Degene, die er dus naar streeft om goed te doen aan zijn medemensen, vervult het eerste goddelijke gebod en de Vader in de hemel kan hem naderen en hem eveneens doen toekomen, wat voor hem het toppunt van zaligheid betekent. Hij kan in alle werken van daadwerkelijke naastenliefde bij Zijn kind zijn en dit kind, die liefde geeft aan allen die behoeftig zijn aan liefdevolle hulp dus onnoemelijk gelukkig maken.
Amen
Vertaald door Peter Schelling