Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1132
1132 ”Denk aan de armen van geest”
10 oktober 1939: Boek 20
U moet met nadruk smeken om de gaven van de geest, als u voorbestemd bent deze te ontvangen. En wat de Heer u in Zijn liefde geeft, moet u dankbaar in ontvangst nemen, opdat u zich waardig maakt voor Zijn liefde. En daarom drukt Hij u speciaal op het hart om aan de armen van geest te denken, die gebrek aan geestelijk voedsel lijden en aan wie het brood uit de hemel slechts karig gegeven kan worden, omdat ze er niet naar verlangen.
De ziel ontbeert geestelijke kost en blijft in de meest gebrekkige toestand en ze kan toch alleen maar met goddelijke hulp uit deze toestand bevrijd worden en daarom moet u nu deze hulp aan haar brengen, door de goddelijke gaven van boven over te dragen, door het brood uit de hemel, dat u ontvangt, met deze armen te delen en door u te bekommeren om hun nood.
U moet geven, zoals u gegeven werd, bereidwillig en met de bedoeling om hen te helpen. U moet hun in alle geduld uw kennis overdragen en u eraan gelegen laten liggen om hen te allen tijde te spijzigen en drinken te geven. En ze zullen u er dankbaar voor zijn en hun toestand zal onuitsprekelijk vrijer worden, want de geestelijke kost is voor hen tegelijkertijd het middel tot bevrijding uit hun boeien. Als ze deze kost opnemen, bevrijden ze zich uit de banden van de duisternis, want geestelijk voedsel is licht en vrijheid. Geestelijk voedsel is kracht, genade en hulp in de strijd om volmaaktheid.
En daarom moet u voortdurend om haar vragen en de ziel geen gebrek laten lijden, want ze komt u in onbeperkte mate toe en uw hele verlangen moet erop gericht zijn om in de genade van God te staan en spijs en drank van Hem in ontvangst te nemen, opdat de ziel verlicht wordt en ze het doel bereikt.
Amen
Vertaald door Peter Schelling