Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1130

1130 Schijnbare wreedheid – Vernietigen van al het bezit

8 oktober 1939: Boek 20

Zalig zijn degenen, die zich tot Mij bekennen, die zich aan Mij toevertrouwen en naar Mijn liefde verlangen. Zij hebben de weg naar Mij gevonden en kunnen niet meer verkeerd gaan. En hun zielen zijn voor de eeuwigheid gered.

Hoor daarom Mijn woord: De wereld ziet grenzeloze ellende en de hebzucht van de mensen neemt een omvang aan, die onvermijdelijk moeten leiden tot wantoestanden van de ergste soort en het zal geen aardse macht lukken de ongehoorde wreedheden een halt toe te roepen. En omdat aardse machthebbers geen gebruik kunnen maken van hun macht, maar alle inspanningen om de gewelddaden een halt toe te roepen nutteloos zijn, neemt de Godheid toevlucht tot Zichzelf en ontrukt hen hun macht en dat op een onvoorstelbare manier.

Maar het ingrijpen van de Goddelijkheid is voor alle mensen van zo’n ingrijpende betekenis, want iedereen vreest vanaf dat moment voor zijn leven. Hij herkent toch zijn machteloosheid en tegelijkertijd het werkzaam zijn van de krachten in de mens, die God vijandig gezind zijn.

Aan het leven van degene, die al zijn wegen met God gaat, kan geen vijand komen. Hij beseft weliswaar de machteloosheid van degenen, die tot nog toe niet overwonnen zijn, maar zwicht toch niet voor de behandelingen van de aardse macht, want van deze zijde is nauwelijks een tegemoetkoming te verwachten, omdat deze zich de vernietiging van bepaalde opvattingen en dus ook van degenen, die in zulke opvattingen volharden, ten doel gesteld heeft.

Deze zullen weliswaar gevoelig getroffen worden, want de wereld leeft zich uit. Onder de mensheid zal onvrede en strijd tot de hoogste bloei komen en op de geboden van de goddelijke liefde zal weinig of geheel geen acht meer geslagen worden en zo zijn al deze schepselen in de macht van Satan en om die daaruit te bevrijden, moet ook de Vader in de hemel middelen gebruiken, die haast wreed genoemd zouden kunnen worden, als de mens zich niet gelovig aan de Heer over wil geven.

Want alleen degene, die volledig op de Heer vertrouwt, herkent Zijn hand in elke gebeurtenis. En wat de hele wereld in beroering brengt, zal het gelovige mensenkind onafwendbaar en noodzakelijk toeschijnen, maar de wereld herkent nog niet de ware bedoeling van al het ogenschijnlijke wrede gebeuren. Ze ziet enkel het leed, maar niet de zegen van het leed.

En omdat de Heer zich om een volk bekommert, dat aan het ondergaan is en waarvan de geestelijke toestand treurig is, treft Hij dat volk juist daar, waar dit volk nog te zeer aan het aardse gehecht is. Hij ontneemt het volk alle bezit. Hij leert de mensen de armoede kennen en in deze armoede laat Hij het aan hen over deze genade, die hen allen ter beschikking staat, aan te nemen. Want de Heer zint niet op vernietiging, maar alleen op verandering van het denken. En zo zal Hij dus het denken naar het geestelijke doen toekeren en doen afwenden van het aardse. En dit is het doel van alle komende gebeurtenissen, die jullie mensen tot de aanname zouden kunnen verleiden, dat zonder bepaald plan aardse rijkdom door goddelijke wil verwoest werd. Slechts op grond hiervan, dat de strijd de vernietiging van de materie betreft.

De materie moet wel overwonnen worden, maar daar zijn waarlijk niet zulke wreedheden voor nodig. Maar nu moet blijken, hoe vredelievend de mensen hun leven door kunnen brengen, als God Zelf alle hindernissen voor hen uit de weg ruimt. En omdat de mensheid niets anders meer doet, dan have en goed te vermeerderen, zowel in het klein als in het groot, zal de Heer juist deze belemmeringen tot het eeuwige leven opruimen en dus een gebeurtenis over de mensen laten komen, die duidelijk voor zich spreken zal. Deze gebeurtenis werd echter door Gods wijsheid als laatste poging voor de redding van de dwalende zielen herkend en is dus sinds eeuwigheid voorbestemd.

Amen

Vertaald door Peter Schelling