Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1129
1129 Denkvermogen en wereldwijsheid– Gewaarworden van het hart
8 oktober 1939: Boek 20
Niet het denkvermogen is doorslaggevend voor de innerlijke gesteldheid van de ziel van de mens en niet de grootte van de wereldwijsheid veroorzaakt de rijpheid van de ziel, maar alleen de graad van liefde van de ziel, die ongeacht zijn aardse bekwaamheden en levenssituatie probeert om God naderbij te komen en die dit verlangen in het diepste van zijn hart bespeurt. En daartoe behoort waarlijk noch wereldse wijsheid, noch buitengewone activiteit van de gedachten, maar het gewaarworden van het hart kan iedereen beoefenen, omdat het als kiem in hem sluimert en het elk mens zijn eigen zaak is om deze kiem tot bloei te brengen. En hier bezit elk mens ook de bekwaamheid voor.
Waar zou anders de rechtvaardigheid van God zijn, als Hij voor de ene mens de voorwaarde voor het bereiken van volmaaktheid gemakkelijker, en voor de ander moeilijker zou willen maken? Alle mensen staan dezelfde mogelijkheden en dezelfde gunsten ter beschikking, al mag het erop lijken, dat de natuurlijke omstandigheden zo verschillend zijn, dat ze dus ook verschillende ontwikkelingen ten gevolge zouden moeten hebben.
Het eenvoudige, ongecompliceerde denken van een mens heeft schijnbaar dit als voordeel, dat het geloof voor hem gemakkelijker aanvaardbaar is. Aan de andere kant echter is de mens, wiens verstandsmatige denken buitengewoon ontwikkeld is, in staat om het wonder van de goddelijke schepping nauwkeuriger te doordenken. En dus zou hij, die de mogelijkheid heeft, op de meest omvangrijke manier een kijkje kunnen nemen in Gods schepping, eveneens gelovig kunnen worden, als zijn verwaandheid door deze verstandelijke kennis hem niet zou hinderen. En dit is juist weer een weerstand, die hij met de voltooiing als doel, vrijwillig moet overwinnen.
Er worden aan alle wezens dezelfde voorwaarden gesteld en dus moet elk wezen tegen dezelfde zwakheden en fouten strijden. Alleen behaalt de één de overwinning in kortere tijd, terwijl anderen hier vaak bezwijken en juist hierdoor de fouten versterken en dus een steeds grotere kracht nodig hebben om deze fouten de baas te kunnen worden en zo zal om die reden menige onaangename eigenschappen sterker tot uitdrukking komen, omdat de strijd tegen deze eigenschappen niet van het begin af aan gevoerd werd, maar van tevoren werd er eerst aanzienlijk aan de toename van deze eigenschappen bijgedragen en nu is er des te grotere tegenstand vereist.
Er bestaat dus nooit één of ander nadeel voor het zielenleven of de mogelijkheid van het uitrijpen van de ziel, of het denken van de mens zich nu in kleinere of grotere gebieden beweegt, want uiteindelijk is enkel de ontvangstbekwaamheid van het hart doorslaggevend. Maar het is voor eenieder zijn eigen zaak om deze bekwaamheid te ontwikkelen of te laten verkommeren, want de liefde van God heeft al Zijn mensenkinderen met deze vaardigheid uitgerust en het is aan het afzonderlijke wezen overgelaten om haar te gebruiken volgens zijn wil.
Amen
Vertaald door Peter Schelling