Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1101
1101 Tijd- en ruimtebegrip in het hiernamaals
21 september 1939: Boek 20
In de eeuwigheid is het tijd- en ruimtebegrip achterhaald, want niets is begrensd. Er is alleen maar een eeuwigdurend, van tijd en ruimte onafhankelijk bewustzijn van goddelijke kracht, dat alleen in zijn kracht voor verandering vatbaar is. De in vervoering brengende zaligheid kan toenemen tot in het onmetelijke en zal desondanks steeds dezelfde zijn: de uitstraling van de nabijheid van God. Het zaligste en voor jullie mensen meest onbegrijpelijke, zolang de trede van volmaaktheid niet bereikt is.
Er zullen echter werelden kunnen vergaan, voordat een lichtwezen volledig versmolten is met de eeuwige liefdesgloed. En de kracht van de goddelijke liefde wordt dus aan elk wezen gegeven. En deze uitstralingen zijn het toonbeeld van de grootste zaligheid en vergroten eveneens weer de liefdeskracht van het wezen tot in het onvoorstelbare en dit verspreidt zich hierdoor weer in de grootste omvang over talloze wezens in het heelal. En zo werkt de goddelijke liefdesgeest voortdurend en overal zonder einde.
Zolang de mens op aarde verblijft, ontbreekt hem voor deze arbeid van de eeuwige Godheid het inzicht, totdat hij zich inspant om eveneens de wet van de liefde aan al het andere voorop te stellen. Het tot de hoogste van alle wetten te maken. Dan kan er wel een zwak vermoeden in hem opkomen van de almacht van de goddelijke liefde. Hij kan hem echter niet in zijn volle omvang overzien, voordat de rijpheidstoestand van de ziel die graad bereikt heeft, die voor hem mogelijk is om op aarde te bereiken.
En toch moet hij zichzelf vaak de vraag stellen, wat de eeuwige Godheid ertoe bewegen mag om Zich met onvermoeibaar geduld om de mensenkinderen te bekommeren, om hen de weg tot voltooiing te laten vinden. En hij zal het antwoord slechts op de eindeloze liefde kunnen baseren, waarvan hij echter de diepte in de verste verte niet kan begrijpen._>Amen
Vertaald door Peter Schelling