1092 Tegenkrachten niet betrokken bij het natuurgebeuren

14 september 1939: Boek 20

De omloop van de werelden is gebonden aan een eeuwig gelijkblijvende wetmatigheid en dus kan één of ander wereld, dat wil zeggen een afzonderlijk hemellichaam, zich niet willekeurig aan andere wetten, welke in strijd zouden zijn met de door de Godheid gegeven wetten, onderwerpen. Dus is het ook onmogelijk, dat de krachten uit de onderwereld op één of andere manier aan het besturen van de schepping deelnemen of dat ze hun macht zo tot uitdrukking zouden kunnen brengen, dat de effecten hiervan herkenbaar zouden zijn als tegenovergesteld aan de goddelijke wil.

Het zou bijvoorbeeld dwaas zijn om aan te nemen, dat God Zijn scheppingen aan andere, dan Hem dienende krachten, over zou kunnen geven, zodat dezen de schepping verwoestend of afbrekend zouden kunnen beïnvloeden. En nog veel minder zou het denkbaar zijn, dat deze krachten zichzelf zouden kunnen verheffen tot een heersende, de totale schepping leidende, tegenstander van de eeuwige Godheid, want alles in het heelal is zonder uitzondering aan de goddelijke wil onderworpen.

En het is de tegenstander enkel toegelaten om zijn macht aan de in de mens belichaamde ziel te beproeven. Zoals ze enerzijds de menselijke wil en tegenstand tot het uiterste kan verzwakken, maar anderzijds aanleiding kan geven tot de grootste tegenstand tegen deze tegenstander en zo dus ook de menselijke ziel aan kan sporen tot de grootste werkzaamheid. Maar verder dan dit gaat de kracht van de tegenstander geenszins.

En als men nu zou willen geloven, dat krachten die tegen God ingaan, zich in de schepping zouden kunnen uiten, dan is dit een enorme vergissing. De omloop van de werelden blijft voor eeuwigheden dezelfde. En alle sterren, alle zonnen, alle hemellichamen blijven in de voor hen sinds eeuwigheden vooraf bepaalde orde bewegen. En aan elke verandering zal eveneens een sinds eeuwigheid bepaald wijs plan van de Schepper ten grondslag liggen. En dat moet nu ook verklaren, dat de Schepper van alle dingen ook nu aan het werk is, als grote veranderingen één van Zijn scheppingswerken, de aarde, overkomen zal, die de onwetenden gemakkelijk tot het vermoeden zou kunnen laten komen, dat hier de tegenstander, het boze in de geestelijke wereld, zijn enorme kracht ontplooit om zich uit te leven en verwarring onder de mensen te zaaien.

De demonen zijn wel aan de verandering van het aardoppervlak aan het werk, maar niet direct. Ze hebben echter hun invloed op de menselijke ziel doen gelden en haar wil om tegenstand te bieden zo totaal verzwakt en haar wil zo aan hen onderworpen, dat de Godheid nu aan deze werkzaamheid een einde wil maken en ze dus haar onbeperkte macht, die zich over alle gebieden uitstrekt, aan de mensheid zou willen bewijzen om hun gedachten naar Hem toe te laten keren, omdat het anders niet mogelijk is, als de vrije wil van de mens onaangetast moet blijven en toch zal de ziel, die zich al te diep in het vangnet van de vijand verstrikt heeft, hulp geboden worden in haar verschrikkelijke toestand.

En daarom moet het denken van de mensheid zich iets meer bezighouden met het ontstaan van alle scheppingen. Degene, die alles bekijkt, wat geschapen is en in staat is om het lief willen hebben te herkennen, die de Schepper van alle dingen ertoe bewoog om alles te laten ontstaan, zal ook de wijsheid herkennen, die al het geschapene bestuurt en leidt. En zo zal hij dan ook de hand van de goddelijke Schepper herkennen in al het gebeuren, dat in het heersen over de natuur zijn oorsprong heeft. En hij zal inzien, dat alles zo komen en gebeuren moet, omdat God, de Schepper van de hemel en de aarde, niets kan doen, dat niet sinds eeuwigheid buitengewoon wijs bedacht is.

Amen

Vertaald door: Peter Schelling

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften

Translations