Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1079
1079 Onderwerpen van de wil – Opwekking van de geest van God
2 september 1939: Boek 20
Degene, die in jou werkt, herkent jouw wil en de geest heeft deze wil nodig, als hij zich bekend wil maken en als er aan zijn werkzaam zijn geen tegenstand geboden wordt. Elke geest probeert het omhulsel te doorbreken en als dit hem gelukt is, streeft hij naar de hoogte. Dat omhulsel, dat hem heel vaak gevangenhoudt, is de wil van de mens, als deze mens zich tegen al het geestelijke verzet. En dan is het voor de goddelijke geest in de mens onnoemelijk moeilijk om zich op te laten merken.
Maar als nu de wil zich aan de goddelijke geest onderwerpt, dan is alle tegenstand gebroken en is de opwaartse ontwikkeling van de mens of diens ziel gewaarborgd. En daarom moet de wil eerst buigen. De wil moet zwak en meegaand worden, opdat de geest het kan beteugelen, terwijl de wil daarentegen tot nog toe in al het lichamelijke verlangen sterk en onbuigzaam was.
Maar nu moet de kracht van de wil alleen het geestelijke betreffen. Alles, wat door de wil van de mens tot stand gebracht wordt, moet alleen maar door de geest in hem geleid worden en dan zal elke handeling, elke gedachte en elk woord alleen maar van het geestelijke getuigen en alle lichamelijke wensen zullen op de achtergrond geplaatst worden. En zo wordt de wil van de mens ondergeschikt aan de wil van God. De geest uit Hem komt daardoor vrij, zodat hij een buitengewone werkzaamheid aan de dag kan leggen. En deze werkzaamheid van de geest betreft de meest uiteenlopende onderrichtingen, die nu op velerlei manieren aan de mensen aangeboden worden.
Alle onderrichtingen, die de geest van God aan de mens voorschrijft, zijn zowel in opbouw als qua conclusie zorgvuldig uitgekozen en garandeert inhoudelijk de zuiverste waarheid. En het wordt niet zonder enig plan of zonder doel aangeboden, maar zorgvuldig voorbereid en met een bepaald doel gegeven. En wat voor de één ongewoon en onaannemelijk lijkt, valt voor de ander onmiddellijk te begrijpen. En dit heeft zijn grondslag in de rijpheidsgraad of liefdesgraad van degene, die zulke goddelijke gaven van de geest onderzoekt.
En dit is weer gemakkelijk te verklaren, omdat de boeien van de geest van een liefdevol mens nog slechts zwak zijn, zodat goddelijke zendingen deze zwakke boeien kunnen verbreken en zodat de geest dus de geest vindt. En daarom zal de gevangenbewaarder van het verstand, wat de wil is, zich nooit door de scherpte van het verstand, maar door de goedheid en liefde van het hart onderwerpen. En omdat de goedheid en liefde goddelijk is, zal de wil zich voor het goddelijke buigen en zo de geest bevrijden.
En een bevrijde geest zweeft omhoog. Hij verlaat de huidige nauwheid en beweegt zich nu in alle vrijheid. Hij is voortaan actief werkzaam en spoort de mensen tot liefde aan, omdat hijzelf de liefde als uitgangspunt van al het geestelijke herkent. Hij is enkel waarachter levensvatbaar in de liefde en waar hij zich uit, moet de liefde al wortel geschoten hebben in het hart van de mens, omdat anders een geestelijke uitwisseling niet plaats kan vinden en de mens om deze reden ook niet in staat zou zijn om te ontvangen, want steeds moet de geest tot de geest spreken. Nooit kan een geest zich uiten tegenover een mens, wiens geest zich nog in de vaste boeien van de verkeerde wil bevindt, dus nog niet gewekt is. De geestelijke overdrachten zouden als lege klanken aan de oren van zulke mensen voorbijgaan.
En daarom is in de eerste plaats de wil van de mens nodig om te kunnen ontvangen. De huidige wil, die buitensporig op het wereldse gericht is, moet opgeofferd worden en in deze plaats moet de heilige wil, die de verbinding met de Goddelijkheid zoekt, sterk worden. Hij moet alles, wat van de tegenstander komt, onderdrukken en zich onvoorwaardelijk aan de goddelijke wil onderwerpen. En dus zal ook de geest actief worden en aan de mensen op aarde geven, wat voor hen tot zegen is.
Amen