Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1075

1075 Het intrek nemen van de Goddelijkheid in het hart – Werktuigen

29 augustus 1939: Boek 20

Het zal voor een God dienend mensenkind een plechtig moment zijn, als de Goddelijkheid hem op een niet te loochenen manier nadert. Als het nu duidelijk beseft, dat hem een genade ten deel valt, die zo buitengewoon zaligmakend is, dat een tweede mens niet in staat is om zich voor te stellen, welk een gelukzaligheid aan hem voorbijgaat. De diepste vrede trekt het hart binnen, dat de Heer en Heiland nu als woning dient. En dit is zo zaligmakend, dat aardse gebeurtenissen, ook al zijn ze nog zo smartelijk, geen enkele invloed meer uitoefenen en derhalve de toestand van het mensenkind niet meer aards genoemd kan worden, maar al een verblijf in hogere regionen is.

En daarom is deze genade niet heel vaak aan een mens op aarde gegund. Ze maakt hem toch gemakkelijk onbekwaam voor elke aardse werkzaamheid en de Heer wordt alleen maar blij van degenen, die, door voortdurend innerlijk schouwen en het aandachtig naar het innerlijk luisteren, de staat van rijpheid al aanzienlijk genaderd zijn, zodat ze op aarde de dood niet meer te vrezen hebben en ze er dus geen schade door kunnen lijden, als ze de aardse werkzaamheid niet meer vervullen.

De mens moet strijden en streven naar licht en hij moet alle zware inspanningen, die het leven hem brengen, geduldig verdragen en in dankbare liefde naar de Vader opkijken. En de Vader zal dit kind vanaf dat moment met Zijn zorg bedelen en hem als bekroning al op aarde een kleine inzage in de hemelse vreugden toestaan.

En er is alleen maar de innigste overgave van dit kind nodig, want hoe inniger het zichzelf met de goddelijke Heiland verbindt, des te begrijpelijker zal het voor de mens worden, dat de Heiland zich ook met hem verbindt en wel onlosmakelijk. Want wie eenmaal de verbinding met de goddelijke geest aangegaan is, is onscheidbaar met Hem verbonden en heeft noch een terugval, noch een verzwakking van het geestelijke streven te vrezen.

Het is in bijzondere gevallen de goddelijke wil, dat het mensenkind een blik werpt in het buitengewoon werkzaam zijn van de eeuwige Godheid om waarachtig de nabijheid van de Vader te kunnen verkondigen om getuigenis af te kunnen leggen van de waarachtigheid van Zijn woorden. En zo zullen de werktuigen van God op een heel wonderlijke manier bedacht worden en buitengewoon gelukkig te prijzen zijn. En hun harten zullen van liefde gloeien en zich vol overgave aan de Vader in de hemel ter beschikking stellen. En hun kracht zal groot zijn, want ze putten deze onophoudelijk uit de buitengewone genade om innig met de Heer en Heiland verbonden te zijn.

Amen