Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1068
1068 Verwaandheid – Kennis – Geloof
24 augustus 1939: Boek 20
Een onoverwinnelijke hindernis voor geestelijke rijpheid is de arrogante mening van een mens, dat hij kennis heeft en dus geen onderricht meer nodig heeft, want deze mens richt een muur op en hij richt als het ware een versperring op voor zijn geest, die niet te verwijderen is, totdat het denken van zo’n mens volledig verandert en hij klein en deemoedig zijn huidige verkeerde denken beseft.
Een beker kan geen helder, zuiver water opnemen, zolang het één of andere vloeistof bevat. En als het menselijke verstand in beslag genomen wordt door kennis van welke aard dan ook en men gelooft met zulke kennis ook geestelijke vragen op te kunnen lossen, zal men zich nauwelijks met geestelijke zaken bezighouden. En zo het is heel moeilijk om een mens, die zich volop aards bezighoudt, voor de oplossing van geestelijke vragen te bereiken, want voor hem lijkt iedere minuut kostbaar voor aardse doelen en daarom verzet hij zich tegen een naar zijn opvatting nutteloos denken.
Hij ziet alleen de wereld en probeert verstandsmatig achter onopgeloste vragen te komen. En zijn resultaten zijn altijd onaantastbaar, voor zover hij ze puur verstandsmatig bewijzen kan. Een onderzoeken via de geestelijk weg wijst hij af en zo is hem pas in de laatste plaats het werken en heersen van God begrijpelijk te maken. En evenmin zal zijn geest contact kunnen krijgen met de oorspronkelijke goddelijke geest. Want ondanks de grootste wereldse kennis is hij niet ontwaakt en dus is een mens, die voor de wereld op het grootste succes kan bogen, klein en arm aan geestelijke kennis.
Nuchter oordelend, ziet hij alleen maar alle uiterlijke leven. Hij ziet slechts het omhulsel, maar niet de kern. Hij ziet, wat rondom hem is, maar niet het doel en zin daarvan. Hij heeft geen zichtbaar bewijs voor geestelijke beweringen en dus stelt hij zich in zijn verwaandheid afwerend op ten opzichte van alles, wat geestelijk onderzoeken tot stand bracht. En het is dus uiterst betreurenswaardig, dat geestelijke waarheden daar geen ingang vinden, waar de mens eigenlijk hoog ontwikkeld wil zijn. En dat alleen, omdat hij het geloof uit zijn leven verbannen heeft.
Hoe buitengewoon ver zou een mens, die de hem door God gegeven geestelijke gaven in verband zou willen brengen met het diepste geloof, het met zijn kennis kunnen brengen. Voor hem zouden alle gebieden ontsloten zijn en alle kennis zou hem gegeven worden, als hij waarachtig zou kunnen geloven, dat God zijn geest kan verlichten en hem in alle waarheid binnen kan leiden. Maar de geestelijke verwaandheid trekt een grens tussen wereldse en geestelijke kennis. De geestelijke verwaandheid bouwt een niet te passeren versperring. Ze is een hindernis, die niet op een andere manier overwonnen kan worden, dan door het besef van de eigen onvolmaaktheid en de daaruit volgende diepste innerlijke deemoed. Pas dan kan de juiste weg, de weg naar de waarheid, betreden worden.
Amen