Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1067

1067 Binnenkomst in het hiernamaals – Invloed van de lichtwezens

23 augustus 1939: Boek 20

De poort naar de eeuwigheid mag geen mens afschrikken. Zo is de wil van God. Maar de wil van de mens gaat alleen te vaak een andere weg en maakt van de binnenkomst in het hiernamaals een moment van de diepste vrees en verlatenheid in plaats van een moment van de zaligste vreugde. En de goedheid van God heeft hem toch talloze malen in zijn leven op aarde de juiste weg gewezen. Maar omdat de wil van de mens niet aangetast mag worden, beperkt de Vader in de hemel Zich altijd alleen maar tot aanwijzingen van verschillende aard, maar nooit zo, dat de mens gedwongen een weg moet gaan, die zeker naar het doel leidt. En zo is de mens in staat om het moment van de scheiding van het lichamelijke omhulsel steeds volgens eigen wil tot vreugde of tot leed te vormen, en hij zal eeuwig niet in zijn wil gehinderd worden.

Welke moeite en inspanning het aan de kant de lichtwezens, die elk mens begeleiden, het mensenkind voortdurend op de juiste weg leiden als deze zijn hoge doel niet bewust nastreeft, nu kost, is hieruit op te maken, dat deze wezens de aarde onophoudelijk omgeven en onophoudelijk hun geestelijke kracht naar de aardse wezens toe laten stromen. Als de mensen zich gewillig aan elke opwelling van het hart over zouden willen geven, zou het voor de hen begeleidende wezens gemakkelijk zijn om de mensen tot de hoogste volmaaktheid te vormen. Maar hoe zelden leeft een mensenkind in het zuivere besef, dat het op aarde alleen voor zijn vervolmaking moet leven? En hoe zelden heeft dat hieruit een volledig aanpassen aan de goddelijke wil tot gevolg?

De mensen verkeren veel meer in strijd met de gedachten, die zich aan hen opdringen, die de mensen naar elke richting zouden willen beïnvloeden. Wat ze moeten doen om op een God welgevallige manier te leven, bevalt hen meestal niet. Ze denken niet aan het einde van hun lichaam en de dus onvolmaakte toestand van hun ziel, maar alleen maar aan het lichaam en diens welzijn. En daarom is het voor de lichtwezens ongelofelijk moeilijk om één of andere invloed op zulke mensenkinderen uit te oefenen. En dus is de hulp, die hun geboden kan worden, zeer gering, ofschoon het hun mateloos ter beschikking staat.

Maar de mens gelooft zulke hulp niet nodig te hebben, omdat hij zichzelf sterk genoeg waant om zijn leven op te bouwen en hij niet goed over het eigenlijke levensdoel nadenkt. Kijk, het is de grote fout van de mensheid, dat ze haar eigen kracht al te zeer vertrouwt en dat ze daarom trots en arrogant is. Het ware geloof moet getoond worden door een deemoedig karakter. Hoe minder een mens zichzelf vertrouwt, des te eerder wenst hij hulp. En dan is de juiste hulp van de wezens, die in het licht staan, heus te verwachten. Het mensenkind moet ongelofelijk worstelen en zijn kracht zou vroegtijdig afnemen, als er geen geestelijke hulp voor hem klaar zou staan.

En deze geestelijke hulp waarschuwt ook voor een al te snel oordeel, als het er de schijn van heeft, dat de Heer voor Zijn werkzaam zijn op aarde voor van tevoren ontwikkelde mensen kiest. Dat wil zeggen mensen, die door volmaakte wezens goed onderricht zijn. Deze opvatting zou de mensen in hun mening kunnen sterken, dat de wil van God één of andere taak aan die mensen geeft en het dus onbelangrijk is, hoe ver de geestelijke rijpheidsgraad van de mens is. O nee, elk mens moet met al zijn kracht strijden om eens het inzicht te krijgen. En dit worstelen is bijzonder zwaar en daarom moet het op de voorgrond geplaatst worden. En dan moet zijn wil onderworpen worden en zonder tegenstand moet het zich schikken naar de wil van God.

Alleen degenen, die hun wil aan de Heer opofferen, worden gekozen voor een taak, die van heel bijzonder belang is. Maar het worstelen van elk mens moet ertoe leiden, dat de mens zich aan zijn geestelijke hulpkrachten overgeeft en zich dus door hen naar de juiste weg, die naar de poort van de eeuwigheid, dus met zekerheid naar de hemelse gelukzaligheid voert, laat leiden. En jullie zullen niet terug hoeven schrikken voor het moment van de dood, want ze zal voor jullie slechts een verlossing uit het lichamelijke omhulsel betekenen.

Amen