Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1049
1049 Werkzaamheid in het hiernamaals – Lichtstraal
11 augustus 1939: Boek 19
Laat dit jullie bijzonder op het hart gedrukt zijn, dat alleen die ziel, die zich in het aardse leven bewust naar de eeuwige Godheid toekeerde, in lichte sferen kan binnengaan. Want een verblijf in het licht vereist een staat, die weer alleen maar te bereiken is met de hulp van God en dus gelovig aan Hem gevraagd moet worden.
Maar een mens zonder geloof is ook niet in staat om zich kracht toe te eigenen om dezelfde staat van rijpheid te bereiken, want een duistere toestand van de ziel maakt een verblijf in het licht onmogelijk. Zo’n ziel kan zich alleen maar in de omgeving ophouden, die aan haar toestand van rijpheid aangepast is, ofschoon ze ook onnoemelijk onder de duisternis lijdt.
Door de genade van God, door gebed of het liefdevol gedenken van de mensen en hulp van hogere geestelijke wezens komt de ziel toch op bepaalde momenten in de nabijheid van een lichtstraal om haar wil te prikkelen en het verlangen op te wekken om in een lichtvolle omgeving te komen. En elke lichtstraal heeft één of andere oorzaak en aan hem liggen altijd geestelijke werken van liefde ten grondslag. Dit moet dus bijgevolg een weldadig effect op de zielen in de duisternis hebben.
Onverbeterlijke, dat wil zeggen volledig onwillige zielen ontvluchten zo’n straal, maar de zielen, die hun duisternis als bedrukkend ervaren, zijn eindeloos dankbaar voor een dergelijke schenking en spannen zich in om in voortdurende verbinding te blijven met de wezens, die hen willen helpen, ofschoon ze hun macht nog niet herkend hebben. De meest uiteenlopende onderrichtingen worden de zielen nu toegestuurd en steeds worden ze erop gewezen om overal een hulpvaardige hand te bieden, waar een ziel in erge nood verkeert. Daardoor ontstaat er dan spoedig een soort gemeenschap onder hen, waar allen elkaar willen dienen en voor elkaar het lot lichter willen maken. En dit streven is het begin van het opwaarts gaan.
Zodra een ziel eenmaal herkend heeft, hoe onnoemelijk die zielen, die op aarde niet volgens de wil van God geleefd hebben, lijden, is ze ook tot hulp bereid en probeert het verzuimde ijverig via het wezen, wiens lot eveneens een aan zichzelf te wijten duisternis is, in te halen.
Maar waar geen gebed op aarde verlichting geeft, is het strijden onnoemlijke zwaar. Wat ze op aarde aan werken van liefde verzuimden, ontberen ze nu dus smartelijk, en daarom worden jullie mensen steeds weer aangespoord: Help hen door jullie gebed in de strijd om licht. Geef hun door jullie liefde kracht te streven naar licht, en heb medelijden met hen, opdat een lichtstraal hen verlicht en hen de weg naar boven wijst.
Amen