Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1007

1007 Bewijsvoering van dat, wat de mens gelooft

15 juli 1939: Boek 19

Het wereldse verstand voldoet niet voor de sluitende bewijsvoering van dat, wat jullie hart je voorschrijft te geloven. De stem van het hart maakt de mens, die acht slaat op die stem, de volste waarheid bekend. Maar waar het verstand, dat alle voor en tegens tegen elkaar afweegt, geraadpleegd wordt, slaat men geen acht op de stem van het hart. En nu wordt er door scherp, verstandsmatig denken geen oplossing gevonden en dit zal veel tegenstrijdigheden tot gevolg hebben en het menselijke denken verwarren, wat onvermijdelijk het gevolg moet zijn, omdat het de mens aan geloof ontbreekt.

Want degene die gelooft, piekert niet. Het hart van degene, die het goddelijke woord vertrouwt, dat door de stem van het hart tot uitdrukking komt, kent geen twijfel, vraagt niet naar zaken en onderzoekt geen zaken, die zijn verstand nooit doorgronden kan, maar hij neemt, wat hem in de vorm van geestelijke gaven aangeboden wordt, voelbaar in het hart, zonder twijfel, aan.

Want wie op aarde zou wel een tegenbewijs kunnen leveren op grond van al het verstandelijke denken? Zelfs de wijste onderzoekers kunnen hun onderzoeken niet staven, zodra het om gebeurtenissen buiten het aardse leven gaat. Net zomin zal het hen lukken het bewijs te leveren dat, wat de mens gelooft over God, Zijn schepping en een direct en indirect inwerken van God op de mensheid, verkeerd is. Hoe ernstiger de gelovige zich bezighoudt met zulke vraagstukken, hoe meer hij hierin binnendringt.

Daarentegen wordt het denken van de mens steeds verwarder, naarmate alleen zijn verstand werkzaam is om zo’n vraagstuk op te lossen. Dientengevolge ontstaan velerlei meningen, terwijl degenen, die bereid zijn om te geloven, zich steeds binnen dezelfde waarheid bevinden, omdat door de stem van het hart alleen deze ene waarheid gegeven wordt.

Degenen, die God zoeken door het geloof, zullen Hem ook vinden, maar degenen, die Hem via de weg van het verstand zoeken, zijn nog ver van Hem verwijderd, want het zijn deze puur wereldse mensen, die geen acht slaan op hun geest en voor hen schijnt het licht van de waarheid niet, maar de duisternis, de nacht van de geest, omgeeft hen. En zodoende kan degene, die in de duisternis vertoeft, niet van licht spreken. Hij kan de lichtvolle weg ook niet beschrijven als hij hem niet zelf gegaan is.

En daarom kan de wereldse onderzoeker ook geen opheldering geven over een gebied, dat hij niet kent en nog veel minder kan hij iets ontkennen, waarvoor volledige kennis daarover voorwaarde is. En daarom heeft de aardse onderzoeker niet het recht om ook de resultaten op geestelijk gebied over te brengen en hiermee het kinderlijke geloof te verwoesten. Want de Heer bewaart de goddelijke wijsheid voor degenen, die Hem daar in een deemoedig kinderlijk geloof om vragen._>Amen

Vertaald door Peter Schelling