Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0999
0999 Verlangen naar het goddelijke woord is de uitstroming van de liefde van God
8 juli 1939: Boek 19
Door goddelijke liefde omstroomt, zul jij je binnen de geest van de Heer ophouden, want degene, die zo innig met Hem in contact gestaan heeft, kan nooit meer van Hem gescheiden worden. En hoe vuriger jij Hem en Zijn genade afsmeekt, des te krachtiger werkt Zijn liefde in jou en trekt jou als het ware naar Hem toe. En Zijn woord is de uitstroming van Zijn liefde, die jou gegrepen heeft en niet meer wil laten gaan. En deze liefde is kracht en slaat op jou over. Hoe meer jij nu naar deze kracht verlangt, des te merkbaarder stroomt ze in jou over, want haar overvloed uit zich in een voortdurend toenemend verlangen naar het goddelijke woord. In een vurig verlangen naar goddelijke genade en een diepe geloofskracht.
Het mensenkind zal uit de grond van zijn hart naar het woord van God verlangen, omdat het niet anders kan, omdat de goddelijke liefde het doordringt. Het zal op elk moment en overal aan de Heer denken en het verlangen gewaarworden om zich door het woord te verheugen in Zijn aanwezigheid. Het zal met de grootste overgave naar dit woord luisteren en niet moe worden het te ontvangen. En dit vurige verlangen is immers weer de liefde voor de Heer, Die al het voelen van de mens naar Zich toe leidt en hem, door te geven, mateloos gelukkig maakt.
Voor de wereld is dit onbegrijpelijk. Ze begrijpt immers in de verste verte niet de mogelijkheid van een verbinding tussen God en de mensen op aarde, die zich zo duidelijk doet gevoelen en toch alleen maar geestelijk merkbaar wordt, omdat de desbetreffende ervaring eenvoudigweg slechts geestelijk bespeurd kan worden. En nog veel minder begrijpt de wereld de eindeloos diepe liefde van de Schepper voor Zijn schepselen. Wat zich aan Hem overgeeft, is door de liefde onscheidbaar met Hem verbonden en wie naar Hem verlangt, ontvangt iets onvergelijkelijks kostbaars en hoeft niet voor een afnemen van de goddelijke genade en van Zijn gaven van boven te vrezen.
Verlangen en luisteren naar het innerlijk laat ongelooflijke resultaten vol wijsheid ontstaan en de Heer openbaart Zichzelf in het goddelijke woord aan degenen, die naar Hem verlangen. Is er op deze aarde iets mooiers en meer waardevol, dan in de geest daar te vertoeven, waar de Vader is? En steeds opnieuw is de liefde van de Vader op te merken en is Zijn genade te ontvangen. Degene, die op aarde het goddelijke woord waardig wordt, is onmetelijk rijk te noemen en alle kracht stroomt naar hem toe.
En dus moet de Heer Zijn kinderen op aarde tot liefde opvoeden, als Hij door hen wil werken en hun harten bekwaam wil maken om Zijn woord op te nemen. Hij moet onophoudelijk via de gedachten op hen inwerken, maar als de wil Hem onverdeeld belijdt en het mensenkind de goddelijke genade bij zichzelf opgemerkt heeft, blijft het Hem tot in alle eeuwigheid trouw, want de Heer beschermt degenen, die zich in vertrouwen aan Hem overgeven. Hij geeft hun voortdurend goddelijke waarheid en in het hart van de mens ontbrandt een steeds gloeiendere liefde voor Hem en hij is niet meer in staat om zonder de duidelijke liefde van de Heer te leven. Het leven is voor hem zonder waarde, als hij deze heerlijke verbinding met de Heer op zou moeten geven. Hoe vuriger het naar de Heer verlangt, des te onafscheidelijker verbindt hij zich met de hemelse Vader en blijft tot in alle eeuwigheid bij Hem._>Amen
Vertaald door Peter Schelling