0998 Geestelijke armoede – Geestelijke rijkdom – Het afstand doen van het aardse

7 juli 1939: Boek 19

Het is een onuitsprekelijk geluk, wanneer het denken van de mens op het eeuwig onvergankelijke gericht is. Al het geestelijke van de huidige tijd zoekt enkel het aardse en is in het verlangen naar de wereld bijna onovertrefbaar geworden. Hij komt bijna nooit in een staat van zelfbeschouwing en de mens blijft in zijn wezen oppervlakkig, vol wellust en aards gezind en hij zou zich toch voortdurend zijn geestelijke armoede voor moeten stellen, zijn lege innerlijke leven en de buitengewoon gevaarlijke toestand van zijn ziel en onafgewend zou hij zich in moeten spannen om zich uit deze droevige toestand van de ziel te bevrijden.

Alleen degene, die naar God en Zijn rijk verlangt, kan opgenomen worden in de kring van degenen, die kennis hebben en dus uit de eeuwige bron putten. En deze geestelijke kennis is zo onmetelijk waardevol. Het ondersteunt de ziel enorm in haar opwaartse ontwikkeling en als ze ook de nutteloosheid van het aardse leven herkent, als voor haar in het aardse leven ook geen lichamelijke genietingen en vreugden zijn weggelegd, dan heeft ze toch het geloof in de onvergankelijkheid, in een eeuwig leven en diens heerlijkheid en is veel rijker en gelukkiger te noemen, dan ze ooit met het aardse genot zou kunnen zijn.

En alle machten van de wereld kunnen niet geven, wat God de Heer de Zijnen belooft, want ze kunnen niets uit zichzelf geven, wat de Heer niet geeft of wat zijn wil van eeuwigheid is. Daarentegen zal Hij de Zijnen innerlijk geluk en geestelijke gaven in overvloed doen toekomen en ook aardse goederen in overvloed, als de mens naar geestelijke rijkdom verlangt en in de liefde voor de Heer en zijn naasten volhardt.

Maar hoe schamel zal de wereld hem bedenken. Hoe vernietigend gering zullen de successen zijn, waarop een mens aan het einde van zijn dagen kan bogen en welk een gebrek aan geestelijke goederen zal de nutteloosheid van het aardse leven kenmerken en welk een smartelijk berouw zal zo’n onvolmaakte ziel gewaarworden.

Maar de hemel zal open zijn voor het mensenkind, dat zich alle aardse vreugden ontzegd heeft en zich naar de eeuwigheid toegekeerd heeft. Het aardse leven is waarlijk kort. Wat de mens hierin ontbeerd heeft, zal hem rijkelijk in het leven in het hiernamaals gegeven worden en hij zal daar weer onschatbare goederen terugvinden, als hij deze op aarde verzameld heeft en aan het latere leven gedacht heeft.

De mens vraagt de geest uit God naar dingen, die voor hem nog onbegrijpelijk zijn en deze geest wil hem begrip brengen. Als hij echter de bodem niet voorbereid aantreft, kan hem ook geen antwoord gegeven worden, want om dit antwoord te ontvangen, is de wil nodig om zich af te keren van het aardse genot en enkel geestelijke verheffing te zoeken. Deze vergoedt hem duizendvoudig, wat hij opgeeft, want aards geluk is als schuim, het vergaat en laat niets achter, wat van waarde is voor de eeuwigheid.

Maar geestelijk streven verzamelt geestelijke rijkdom en spoort de mensen tot een steeds ijveriger binnendringen in geestelijke kennis aan en de goddelijke zegen zal niet uitblijven. En zo’n mensenkind zal in overvloed bedacht worden, zodat het geen gebrek hoeft te lijden, als het het aardse leven verlaten heeft. Want de Heer deelt van Zijn rijkdom aan liefde uit aan degene, die naar Hem en Zijn liefde verlangt._>Amen

Vertaald door: Peter Schelling

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften

Translations