Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0968

0968 Het lijden van Jezus aan het kruis - Aards lichaam

17 juni 1939: Boek 18

Het lijden van Jezus aan het kruis is voor zo vele mensen een onverklaarbaar gebeuren en niet zelden aanleiding tot twijfel aan de goddelijkheid van Jezus. De Heer heeft aan het kruis onuitsprekelijk geleden, want het was het aardse lichaam dat alle kwellingen van de kruisdood op zich heeft genomen en onmetelijke doodsnoden verdragen. Hoe zou dit ook anders kunnen zijn. De Geest Gods moest toch in het uur van de dood de menselijke omhulling verlaten om de mate van het lijden van de Mensenzoon volledig te maken. En bijgevolg heeft Deze in het stervensuur niet de geringste verlichting gevoeld, want alleen zo was het verlossingswerk voor de mensheid te voltooien, dat een mens zijn lichamelijk omhulsel volledig opgaf onder de zwaarste pijnen voor de zondeschuld van de mensheid. Een Mens, wiens hart vol Liefde was, heeft de bitterste dood op zich genomen. God was in alle volheid in deze Mens, zodat Zijn werkzaam zijn op aarde goddelijk werkzaam zijn was en alle macht over hemel en aarde kwam Hem toe. En toch gaf Hij Zijn armzalig lichaam aan Zijn vijanden, die Hem wilden vernietigen.

Hij maakte van Zijn buitengewone kracht geen gebruik, ofschoon een gedachte van Hem zou hebben volstaan om alles wat tegen Hem was te vernietigen. En Zijn ziel worstelde met zichzelf in haar doodsangst en Hij sprak de woorden: "Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten!" Het was Zijn ziel die nog met het lichaam verbonden was en in diepste nood riep naar de Vadergeest, die wederom van het menselijke lichaam moest wijken, wilde het verlossingswerk worden volbracht. En Hij ledigde de kelk tot op de laatste druppel.

Geen mens kan de omvang van dit offer ten volle beseffen, want Zijn ziel was geheel zonder schuld en zuiver. Ze leed onuitsprekelijk onder de liefdeloosheid van diegenen die Hem aan het kruis sloegen, want Zijn ziel was pure Liefde en daarom één met God. En deze Liefde kon toch niet de zondige mensheid van haar voornemen afhouden. De Godheid trok zich terug en de Mens, in alle zielsangst, in alle nood en kwelling, bleef achter en stierf de meest smartelijke kruisdood.

Wat aan het kruis geleden heeft, was menselijke omhulling en deze omhulling ondervond zo bovenmenselijke kwellingen. En anders zou dit verlossingswerk toch niet volbracht hebben kunnen worden, want de liefde van een Mens moest zo groot zijn dat Hij zich als offergave gaf voor de gehele mensheid. En Jezus was het zuiverste goddelijke Wezen. De Mens was niet te overtreffen in Zijn volmaaktheid, want ook de Godheid verbleef immers geheel en al in Hem. En dit zuivere Wezen gaf zich over in de handen van de zonde. Het liet Zijn lichaam over aan de krachten der duisternis. En dezen schrokken er niet voor terug het zuiverste Wezen vast te grijpen en een einde te maken aan Zijn leven. En onder ontzettende pijnen sprak Jezus de woorden: "Het is volbracht" en gaf Zijn Geest. Dat wil zeggen: de ziel scheidde zich van het lichaam, dat onuitsprekelijk geleden had uit liefde voor de mensheid.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte