Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0891

0891 Geest van God – Goddelijke oerkracht – Liefde

29 april 1939: Boek 18

Al het geestelijke is van Mij uitgegaan, en al het geestelijke moet naar Mij terugkeren. En alle aardse wijsheid is niet in staat iets uit te richten, waar Mijn liefde werkzaam is, waar de geest uit God eenmaal opgewekt is. Want alle macht in de hemel en op aarde komt Mij toe, en wat Ik wil, dat geschiedt.

Als Ik nu wil, dat alle schepselen Mij gehoorzamen, dan zullen ze daar niet tegen op kunnen, maar dan zou het wezen niet meer vrij zijn. Maar als de mens zelf wil, als hij naar Mij verlangt, kan Ik hem grijpen en naar Mij toe trekken en hij zal waarlijk niet meer terug verlangen. Het vurige verlangen naar Mij zal tot in het onmetelijke stijgen, en Ik zal haar vervullen en alle liefde zal in zijn hart ontvlammen, want het is Mijn geest, die naar Mij verlangt, het is Mijn schepsel, dat Ik het leven gaf en dat Ik zonder begin en zonder einde met al Mijn kracht liefheb. Begrijp dit goed en probeer de vurigheid van Mijn liefde te begrijpen.

Wat sinds eeuwigheid van Mij was, moet in alle eeuwigheid van Mij blijven, want het is immers goddelijke oerkracht, die jullie liet ontstaan. En er kan in het heelal niets verloren gaan, maar enkel voor eindeloos lange tijd van de Vader van het heelal gescheiden zijn.

En met verlangende liefde verwacht Ik al hetgeen van Mij uitgegaan is, terug. Ik liet de schepping ontstaan met als doel de uiteindelijke hereniging met de door Mij buitengewoon geliefde wezens. Ik hoor de zachtste roep en ben tot hulp bereid, waar Mijn schepselen naar hun Vader en Verwekker verlangen. Ik gaf Mezelf aan Mijn kinderen in eigendom en bracht het grootste offer voor hen door Mijn dood aan het kruis. Ik bied hun alle genaden aan en Ik leid en bestuur hen en verzeker hen van Mijn bescherming in elke nood en gevaar, want Mijn liefde kan hen niet loslaten. En Ik worstel om elke ziel en Ik wil hen niet zonder strijd aan de boze macht overlaten, want in Mijn liefde zie Ik al hun leed, wanneer ze aan de boze macht vervallen.

En degenen, die Mij weer liefhebben, zijn in alle waarheid Mijn kinderen en Mijn vaderlijke zorg geldt hen onophoudelijk. Degenen, die Mij dienen, wil Ik op aarde al de gelukzaligheden van de hemel te proeven geven. En als ze Mij Zelf in hun hart bespeuren, zijn ze onlosmakelijk met Mij verbonden en reeds op aarde al onnoemelijk zalig. Want Ik neem bezit van hen en ze gaan nooit alleen, ofschoon ze door de wereld en haar dienaren verlaten en verstoten worden. Ze hebben Mij verkozen en Mij tot hun leider gekozen, en hun liefde wil Ik belonen en Ik wil dichter bij hen komen en tot in alle eeuwigheid bij hen verblijven.

Amen

Vertaald door Peter Schelling