Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0878
0878 Beproevingen naar gelang de rijpheidstoestand – Dieper geloof in aardse nood
22 april 1939: Boek 18
De mens heeft weliswaar een afhankelijke relatie met God, zolang hij over de aarde gaat, doordat zijn levensloop door gebeurtenissen van allerlei aard, waartegen hij zich niet kan verzetten, bepaald wordt. Maar hem is evenwel de vrije wil van het handelen en denken gegeven. Hij kan nu op grond van zijn vrije wil ook het levenslot vormgeven, zodat hem beproevingen bespaard kunnen blijven, wanneer hij uit eigen wil de voor God juiste weg gaat, die naar Hem terugleidt. En dan zijn de beproevingen niet nodig, en de mens is dan zelf meester over zijn leven en heeft weinig tegenstand te vrezen.
Nu moet echter dit ene ding in gedachten worden gehouden, namelijk dat alleen in de zeldzaamste gevallen de mensen op aarde de goddelijke geboden getrouw uitvoeren. Eenieder moet tegen begeerten van één of andere aard strijden en daarom zijn er weinigen, die zich toeleggen op de juiste levenswandel om welke reden de aarde, en met haar de mens, ook niet zonder beproeving gelaten kan worden.
Alleen het bewuste streven naar God, het verlangen naar vereniging met Hem, veronderstelt die geestelijke rijpheid, die zware slagen van het noodlot niet meer nodig heeft. En zijn deze slagen van het noodlot op opvoedkundige gronden voor de overige mensheid toegelaten, dan beschermt de Vader in de hemel de Zijnen voor erge nood en verdrukking. En zo kan ook te midden van de verschrikkelijkste gebeurtenissen een mensenkind daar onaangedaan onder blijven, als het maar deze geestelijke graad van rijpheid bereikt heeft en bewust deelneemt aan de verlossing van de mensheid door werken van liefde.
Maar steeds weer heeft het mens het sterkste geloof nodig. Waar het bang is en twijfelt en niet in het diepste geloof staat, zullen zulke gebeurtenissen, die nog over de mensheid moeten komen, ook weer hun duistere schaduwen over het twijfelende mensenkind werpen. Want alleen het geloof behoedt het voor elk gevaar. En wanneer de gehele aarde in gevaar zou zijn te barsten en te vergaan, is het diepe geloof het steunpunt, dat het ware kind van God houvast biedt en het niet in gevaar en nood laat komen.
En denk daarom in het uur van de nood aan de woorden van de Heer: ‘Ik ben alle dagen bij u’. Wanneer de Heer Zelf u Zijn bijstand verzekert, dan moet u tijdens de uren van nood niet moedeloos worden, maar gelovig en in vol vertrouwen steeds de hulp van boven verwachten en elke nood zal dan als een schaduwbeeld aan u voorbijgaan. En weet dat u nog voor de rijpheidsgraad van uw ziel moet worstelen, zolang de nood en zorgen u voelbaar bedrukken. Hoe inniger u zich aan de Heer en Heiland overgeeft en heviger naar de vereniging met Hem verlangt, des te verder zal aards leed van u wegblijven, want de ziel heeft dit leed niet meer nodig voor haar heil.
Amen
Vertaald door Peter Schelling