Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0852
0852 Bron van de waarheid – Geestelijke gemeenschap – Geestelijk licht
6 april 1939: Boek 17
Je wordt in volledig onbekende gebieden binnen gevoerd en daarom beschik je over een buitengewoon veelzijdige kennis. Alleen al, dat een mens in zo’n korte tijd al als veelzijdig onderwezen beschouwd kan worden, zou de twijfelaar achterdochtig moeten maken. Daarbij kan hij voortdurend uit de eerste bron scheppen, maar, om zo te zeggen, hij kan nooit tot op de bodem van alle kennis geraken, want of hij nu ook blijft scheppen, de bron is onuitputtelijk. Hij zal steeds alleen het levende water laten stromen, en degene, die uit de bron van de waarheid put en wil drinken, blijft de hemelse Vader voor eeuwig dankbaar voor Zijn liefde.
Er blijft dus een voortdurende gemeenschap, een kring van wezens, die geestelijk streven en geestelijk onderrichten, die ononderbroken ontvangen en geven en enkel met als doel de vooruitgang van de ziel. Alleen degene, die zich tot deze gemeenschap bekent, blijft ook in verbinding met de wezens in het hiernamaals, die reeds op aarde de mensen in een toestand zouden mogen brengen, die hen dichterbij de goddelijke Heiland brengen.
Het licht, dat van de voor jullie zichtbare zon uitgaat, heeft de kracht om opwekkend op alles in te werken, wat aan de stralen van de zon blootgesteld is. Maar nu heeft het geestelijke licht dezelfde opdracht in nog versterkte mate. Het moet opwekkend inwerken op al het denken van de mensen en moet uiteindelijk ook verder overgedragen worden op de bereidwillige mensenkinderen, want zijn kracht is ongelofelijk sterk en vervult alles met leven. Het geeft de juiste inhoud aan de mensen, die in dit licht wensen te staan.
En daarom is het geboden om te zorgen voor geestelijke kennis. Dat wil zeggen, alleen dat als belangrijk te beschouwen in het aardse leven en elke gelegenheid te benutten om in de lichtkring van de goddelijke genade, die de mensen toch in juist die vorm geboden wordt, te geraken, zodat de geestelijke wereld in het hiernamaals zich ten dienste van de Heer stelt en de mensen zonder beperking volgens Zijn wil onderwijst. Dit wordt alleen aan de wil van degenen, die ontvangen, aangepast. Alleen dit bepaalt de mate, waarin de geestelijke goederen hun gegeven worden. Want de wil van de mens is bepalend. Hij kan opnemen en afwijzen. Hij kan de gaven van boven blijmoedig en het ook traag of met tegenzin in ontvangst nemen, en dienovereenkomstig zal ook het geestelijke resultaat van de mensen zijn.
Amen
Vertaald door Peter Schelling