Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0847

0847 Ongedierte – Technisch hulpmiddelen

4 april 1939: Boek 17

Het is van buitengewoon belang om verder nog te weten, dat de talloze levende wezens vanuit zichzelf die functies moeten vervullen, die weer aan de instandhouding van andere levende wezens bijdragen. Zo is dit bijvoorbeeld bij alle vliegende insecten het geval, waar haar voedselopname tegelijkertijd oorzaak is van de overdracht van de fijnste stofjes en hiermee dient het de bevruchting in de plantenwereld. De fijnste gereedschappen moeten voor deze bezigheid het levende wezen dienen. En zo is ook de buitengewoon fijn geconstrueerde lichaamsopbouw van zo’n wezen te verklaren, die een waar miniatuur kunstwerk in de schepping van God voorstelt.

Niet altijd is de geslachtsdaad van wezens zo duidelijk zichtbaar voor de mensen. En nog veel minder kan hij de bestemming van dit wezen met zijn lichamelijke ogen herkennen. Hij moet veeleer zijn toevlucht nemen tot het geloof en er van overtuigd zijn, dat niets in de gehele schepping zonder wat voor opdracht dan ook is. Dat veeleer steeds het ene aan het bestaan van het andere bijdraagt en dus noodzakelijk is.

Zelfs dat, wat jullie mensen ongedierte noemen, is in een zeker opzicht nodig voor het voortbestaan van weer andere levende wezens. En bovendien rust op hen ook nog de geestelijke opdracht om drager van eindeloos veel geestelijke wezens te zijn en niet in de laatste plaats door haar aardse werkzaamheid door het benodigde weerstandsvermogen van de mensen te beproeven. Het leven moet de mens allerlei soorten weerstanden bieden, omdat hij alleen door het overwinnen hiervan kan rijpen.

Wat jullie soms ondraaglijk lijkt, kan anderzijds ook zelfs lichamelijk tot verhoging van jullie welbevinden dienen, want jullie kennen weer niet de vele gevaren, waaraan het lichaam blootgesteld zou zijn zonder de ter vermindering van deze gevaren onophoudelijk werkzame kleine en allerkleinste levende wezens, die jullie ten dele niet in staat zijn om met jullie lichamelijke ogen te zien. Het verblijf van deze wezens is het aardoppervlak, het water en de lucht.

Door de technische uitvindingen van de mensen, werd het met het blote oog niet zichtbaar aanwezig zijn van de kleinste levende wezens vastgesteld. Maar jullie kennis strekt zich alleen maar uit over een deel van de eindeloos veel levende wezens. Want de schepping is als het ware samengesteld uit de nietigste levende wezens, die op zichzelf weer een zuiver wonderwerk zijn en die de wijsheid en almacht van God aanschouwelijk maakt voor degenen, die in staat zijn om met geestelijke ogen te kijken en de in het licht staande volmaakte geest.

Amen

Vertaald door Peter Schelling