Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0843
0843 Veronachtzamen van de geboden – Vervullen van de geopenbaarde wil van God
2 april 1939: Boek 17
De geboden van de Heer mogen jullie niet veronachtzamen. Jullie verkeren in een onvergelijkelijk gevaarlijke toestand, waaraan jullie niet naar believen kunnen ontsnappen, als jullie de goddelijke geboden niet opvolgen. En wanneer jullie geloven, maar dit geloof niet bewijzen door de bevelen van de Heer volkomen op te volgen, dan is dit geloof niet van nut, want hij is alleen zuiver uiterlijk aangenomen, maar heeft in het hart geen wortel geschoten. Zo wanen jullie je beschermd door de Heer, en deze is jullie ook altijd verzekerd.
Maar als jullie wankel worden in het geloof, gaat voor jullie de goddelijke bescherming verloren, want juist diep geloof waarborgt jullie deze bescherming. Maar degene, die de Heer verlaat, doordat hij niet in het geloof volhardt, moet ook de Heer verlaten, en hij zal moeilijke wegen moeten gaan tot de Heer Zich weer naar hem toekeert.
De omgang met de wereld is juist zo geschikt om het gebrek aan geloof te bevorderen. Laat de mensen eenzaam door het leven gaan, dan vinden ze veel eerder de weg naar de Vader, dan wanneer ze verbonden zijn met de wereld, waar de één de ander eerder afkering maakt van het juiste geloof, dan dat hij probeert hem daarvoor te winnen. En zo is elke stap in de wereld steeds een gevaar voor de gelovige mens, als hij niet de innerlijke standvastigheid gevonden heeft door innige verbinding met de goddelijke Heer en Heiland.
En welk leed staat daarom deze velen, die niet in zichzelf keren en zonder kennis van hun levensopdracht zijn, nog te wachten? Wanneer zulke mensen het leed niet gestuurd zou worden, dan zou jaar na jaar nutteloos verstrijken, want in de rust en de vrede van het dagelijkse leven zouden ze nooit tot inzicht komen, en de stem van boven zou ongehoord wegsterven. De mensen zouden dan geen hulp nodig hebben, geen troost en geen onderricht. Elke zorg voor de ziel zou voor hen een onbegrijpelijk idee zijn en zou slechts hun wil om af te wijzen, versterken. De aarde zou hen genoeg van het aangename bieden en iets extra’s hebben ze niet nodig.
Maar als hen de vergankelijkheid van al dit, wat de genoegens van de aarde zijn, zo heel duidelijk getoond wordt, als hun leven steeds alleen maar door leed en verdriet zwaar en onaantrekkelijk wordt, dan zoeken de mensen een vervangend middel, dat hen minder teleurstelt. En deze vinden ze door de juiste geestelijke instelling. Dat wil zeggen, zodra ze al het wereldse de rug toekeren en zich met de vraag over het geestelijke leven, over het voortleven na de dood, bezighouden.
En nu zet het proces van een volledige omvorming in, wanneer de mens dit vraagstuk heeft onderzocht. Hij zal ook steeds het juiste antwoord vinden, wanneer het zijn wil is om de goddelijke geboden, als hij deze inziet, te vervullen. Wanneer hij alles wil doen, wat overeenkomt met de goddelijke wil, als deze wil aan hem geopenbaard wordt. Elke openbaring is dus waardevol en aan haar moet ook voldaan worden, want alle geestelijke draden worden zo verbonden, zoals het voor de mensen op aarde nuttig is. En als het mensenkind de geopenbaarde wil niet vervult, heeft het geen recht op de liefdevolle leiding van de Vader, want het handelt naar eigen goeddunken en moet dus ook de gevolgen van zijn handelswijze dragen.
In alle geestelijke nood moeten de mensen bijgestaan worden, want de aardse nood is gering te noemen, wanneer de toestand van de ziel de hulp nodig heeft. De tijd van lijden op de aarde gaat voorbij, maar de ziel neemt, als ze niet volmaakt is, haar leed mee naar de andere kant in de eeuwigheid. Gedenk haar daarom in het gebed, opdat de Heer haar sterkt en haar het licht van inzicht geeft.
Amen
Vertaald door Peter Schelling