Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0832

0832 Luchtledige ruimte

28 maart 1939: Boek 17

Zo is er buiten de aarde een luchtledige ruimte waarvan de bestemming is de "geestelijke partikeltjes" tegen te houden, zodat ze terugverlangen naar de vorm die ze willen ontvluchten en zich dus in de onmiddellijke nabijheid van de aarde moeten ophouden. Deze ruimte is een scheiding tussen alles wat nog in de materie vertoeft plus de materie zelf - en het buiten de materie liggende geestelijke rijk, en zal derhalve reeds zuiver uiterlijk, de aarde volledig isoleren in het wereldruim van de gehele schepping, die weliswaar op dezelfde wijze als de aarde bevolkt is, maar onder totaal andere bindend opgelegde wetten verkeert dan die de bewoners op aarde begrijpelijk zijn. Bijgevolg is het op geen enkele wijze mogelijk deze luchtledige ruimte van menselijke kant te bedwingen en door uitvindingen van welke aard dan ook passeerbaar te maken, daar juist toch de taak ervan, geestelijk opgevat, is: al het van de aarde vluchtende, weer naar de aarde terug te dringen (om een vorm van welke aard dan ook te doen leven) - aards gezien echter deze ruimte niet het voor 't menselijk leven vereiste fluïdum bevat, dat voor het lichaam van de mens onontbeerlijk is.

Een poging om de door GOD's Wil getrokken grenzen te bedwingen zal onherroepelijk het aardse einde van hem die dit toch probeert, betekenen, daar nu eenmaal alles, levende wezens en materie, alleen maar zolang levensvatbaar kan blijven als het zich bevindt in het bereik van de aarde die een zodanig leven en materie in zich draagt, daarentegen buiten deze (aarde) de elementen ontbreken die voor dit leven vereist zijn, weer vanuit door de Schepper wijs overwogen zorg voor al het geestelijke dat zijn bestemming probeert te ontvluchten en daardoor zijn louteringsweg maar eindeloos zou verlengen.

De geestelijke wereld die de luchtledige ruimte beheerst is dus in een bepaalde staat van rijpheid, waarin haar de functie is opgedragen al dit aardse af te weren. Hoe verder de wezens zich ontwikkelen, des te verantwoordelijker wordt ook hun taak, waaraan echter steeds weer het welzijn van de hun toevertrouwde wezens ten grondslag ligt en die daarom ook met ijver en liefde wordt uitgevoerd. Nooit echter zal het de mens als zodanig lukken zich een gebied ten nutte te maken dat helemaal in strijd is met de gesteldheid van de aarde en dus ook niet de geringste mogelijkheid biedt om in te leven, en alle onderzoekingen van dit gebied zullen zonder succes blijven ofwel het lichamelijke einde van de onderzoeker tot gevolg hebben.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte