Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0826
0826 Het uur van de dood - Zonder voorbereiding - De kwellingen van het overlijden
24 maart 1939: Boek 17
Midden in het leven begint de mens na te denken over vragen die betrekking hebben op zijn lichamelijk einde. In deze tijd achtervolgen hem de gedachten aan een plotseling einde. Aanvankelijk tracht hij ze te ontwijken en toch zal hij ze steeds weer gehoor schenken. Het is als een voortdurende aandrang om zich deze vragen voor ogen te houden. Het is als een ononderbroken aanmanen om aan zijn einde te denken en ten aanzien daarvan zijn standpunt te bepalen. De geestelijke kracht benut elk ogenblik om de mens daaraan te herinneren. En het is waarlijk alleen gunstig voor de ziel aan zulke gedachten aandacht te schenken. Een onopvallend ogenblik kan aan het bestaan op aarde al een einde maken, en niemand heeft de macht voor zichzelf het leven op aarde met een uur te verlengen, wanneer de tijd van zijn overlijden is gekomen. En daarom moet eenieder erop voorbereid zijn het aardse leven op ieder moment op te geven om in het eeuwige rijk binnen te gaan. Hij moet zich bewust bezighouden met zijn voortbestaan na de dood. Hij moet zijn aardse leven zo inrichten, dat het geheel overeenstemt met zijn taak op aarde en dus alleen een tijd van voorbereiding is op het eigenlijke leven in het hiernamaals. Wanneer er een voortdurende controle over zichzelf wordt uitgeoefend, of het aardse leven overeenstemt met de goddelijke geboden, wanneer de mens zich eraan gelegen laat liggen de Schepper van hemel en aarde te dienen, wanneer hij steeds de verbinding met Hem zoekt en zich dus bewust voorbereidt en aan zijn ziel werkt, dan zal de gedachte aan de dood hem geen angst aanjagen. Hij zal hem eerder als aangenaam voelen en het uur van de dood leren beschouwen als het uur van de bevrijding uit de boeien van het lichaam. De mensen daarentegen die elke gedachte daaraan angstig afwijzen of die geheel onverschillig de aanmaningen aan zich laten voorbijgaan, zullen zo nu en dan een makkelijker aards bestaan hebben omdat ze zich over niets druk maken wat hen uit hun rust zou kunnen wakker schudden. Ze zullen steeds maar weer van de ene dag in de andere leven zonder enig gevoel voor verantwoordelijkheid.
Ze zullen zich ook nooit enige beperking opleggen ter wille van een eventueel voortleven. Ze zullen alles afwijzen wat hun als levenstaak wordt voorgehouden, doch met het dichterbij komen van de dood aan een ontzettende onrust ten prooi vallen en nu alle verschrikkingen ervan volledig te verduren krijgen, wanneer ze niet tevoren door een lange tijd van lijden voor andere gedachten ontvankelijk zijn gemaakt. Het uur van de dood zal hun niet welkom zijn. Ze hangen nog met alle vezels van hun bestaan aan het aardse leven en wensen het niet in te ruilen tegen een ander, omdat ze hierop niet in het minst zijn voorbereid. Maar het uur van afscheid komt voor iedereen, en vaak onvoorzien. Een onvoorbereid mens ondergaat alle kwellingen van het sterven en zijn eigen einde is waarlijk niet begerenswaardig. En toch heeft ieder mens het in de hand dit uur voor zichzelf tot een uur van verlossing te maken, als hij zijn aardse leven steeds zo leeft, dat hij de verantwoording niet hoeft te vrezen; dat hij op elk moment zijn leven aan de Vader in de hemel kan teruggeven in het kinderlijke vertrouwen, Zijn erbarmen en Zijn liefde te krijgen, omdat dit aardse bestaan in voortdurende verbinding met Hem werd geleefd.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte