Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0794
0794 Uur van de vergelding (gelovig na voordracht over Christus)
3 maart 1939: Boek 16
Het uur van de vergelding is nabij voor al diegenen, die het volk bewust op een dwaalspoor brengen. Maar tegen hen zeg Ik: Jullie handelen is schandalig. Jullie vergiftigen het denken van jullie medemensen en leiden ze op een weg, die naar het verderf voert. En jullie dragen de verantwoordelijkheid voor al deze zielen, die door jullie in de duisternis geduwd worden. Om hulp te brengen aan de velen die dwalen, zal Ik weliswaar ook middelen en wegen vinden, maar als jullie de wil van degenen, die dwalen, reeds aan jullie wil gehoorzaam hebben gemaakt, is hun bestaan op aarde, als voorbereiding voor de eeuwigheid, mis gegaan en hun toestand in het hiernamaals is eens grenzeloos ellendig.
En zo’n schuld laden jullie, die je medemensen van Mij vervreemden, op je en daarom moet jullie lot je op aarde al beschreven zijn. En jullie zullen Mij herkennen als het uur van het gericht jullie verrast. En jullie lot zal jullie bewijzen, dat jullie niet ongestraft mogen lasteren. Dat jullie er niet toe bevoegd zijn om de mensen het geloof in hun Verlosser te ontnemen. Ik heb voor jullie geleden aan het kruis en nam alle schuld op Mij om jullie te redden uit de diepste nacht.
Welnu, omdat jullie weer in de duistere nacht wandelen, willen jullie geheel met Mij breken en al Mijn liefde, die jullie vanaf het begin betrof, verwerpen. Jullie willen Mijn offer niet aannemen. Jullie willen door eigen schuld weer in de duistere nacht terugzinken, waaruit jullie vanwege Mijn liefde door de dood aan het kruis verheven zijn. Hoe onnoemelijk smartelijk moeten jullie leiden, wanneer jullie het verlossingswerk niet erkennen, wanneer jullie het geloof in Jezus Christus, Die jullie verlost heeft van de zonde en dood, verliezen. En nu drijven jullie de spot met de Zoon van God. Jullie geven Mij op, omwille van vooroordelen, die de mensen zelf gemaakt hebben en die nooit volgens de bedoeling van de eeuwige Godheid kunnen zijn.
Maar er zal een tijd voorbijgaan en de wereld zal van Mij een bericht ontvangen. En Mijn tegenstanders zullen geschokt zijn, omdat ze het niet kunnen begrijpen. En ze zullen Mij toch niet de eer geven, maar Mij beschouwen als de gehate vertegenwoordiger van hun vijanden en ze zullen alles bedreigen en vervolgen wat in Mij en in Mijn leer blijft. En dan is de tijd gekomen, waarvan Ik melding gemaakt heb tijdens Mijn gang over de aarde. Waar de levenden en de doden Mijn stem horen. Waar Ik te midden van de Mijnen ben en hen bescherm tegen de aanvallen van de vijanden.
En Ik wil genadig zijn voor degenen, die de Mijnen geen leed berokkenen en de beschikking in acht nemen. En Ik wil een goede Herder voor Mijn schaapjes zijn, opdat ze niet verdwalen in verre velden, opdat ze niet door wolven en wilde dieren, die in schaapskleren rondlopen en Mijn weinige aanhangers nog ten val willen brengen, opgevreten worden. Maar wee degenen, die hun Herder niet herkennen. Hen staat waarlijk een slechte tijd te wachten, want Mijn woord is onveranderlijk, en het zal zich vervullen zoals het geschreven staat.
Amen
Vertaald door Peter Schelling