Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0793

0793 Goddelijk besturen en leiden – Spiritisme – Waarheid

2 maart 1939: Boek 16

Degene, die zich bewust naar de Heer toekeert, staat in directe verbinding met de geestelijke krachten en zal niet hoeven te vrezen voor de inmenging van ongeoorloofde krachten. En dus hoeft de wil zich slechts te uiten om de woorden van de Heer te ontvangen, en dan zal dit altijd gebeuren. Blijf daarom de goddelijke Heiland trouw in het hart, dan ben je spoedig geestelijk bevrijd van je omgeving en kun je zonder verstoring geestelijke goederen opnemen. En zo wordt er aan jou een uitnodiging gericht om scherp naar de stem van het hart te luisteren, die jou bekend zal maken, wat de Vader jou toebedacht heeft.

Elke gebeurtenis is een toelating van boven, maar voor jullie niet altijd begrijpelijk. En toch zijn er zo veel gelegenheden aan de mensen geboden om alleen die weg te betreden, die naar het doel leidt. Waar nu een goed vertrouwen alle gebeurtenissen begeleidt, is ook het doel van deze gebeurtenissen spoedig duidelijk. Zie, niet voor iedereen is de weg zo duidelijk, dat ze hem onvoorwaardelijk betreden. Ze moeten er op attent gemaakt worden, en dit kan alleen maar gebeuren door een wijs leiden en besturen van alle stappen, wat in de ogen van de mensen weer door toeval tot stand kwam.

Als jullie echter in verbinding met de Heer blijven, zullen jullie door Hem Zelf ervaren hoe belangrijk en nuttig het is om jullie onvoorwaardelijk aan Zijn leiding toe te vertrouwen, als jullie steeds alleen het wijze plan van de Schepper vervullen, als jullie je niet verzetten tegen Zijn bepalingen. Een schakel van de keten glijdt in de andere, en jullie zelf zijn slechts het zichtbare bedienen van de Schepper. Hij werkt door jullie ononderbroken op aarde. Hij probeert de harten van de mensen op te wekken en in Zijn werken van liefde binnen te voeren. En dus geen stap van jullie is onbezonnen en alleen degene, die volledig van God afgekeerd is, onttrekt zich aan de liefdevolle leiding van de goddelijke Vader.

Maar de Heer benut jullie, die Zijn wil proberen te vervullen om weer andere zielen te redden en zo naar het eeuwige licht toe te leiden. Neem er daarom kennis van, dat jullie je steeds zonder tegenstand moeten overgeven aan de goddelijke leiding, dat jullie je moeten laten leiden door de stem van het hart. Sla acht op elke opwelling, die jullie wil besturen. Neem altijd de drang van het hart als geestelijke waarschuwing op en geef toe aan deze aandrang, dan zullen jullie steeds bereidwillige hulpkrachten zijn voor het onvermoeibare liefdeswerk van de Heer voor Zijn kinderen.

En probeer nu zonder enige weerstand geestelijke goederen op te nemen, want het gaat er om opheldering te geven over vol met dwalingen doorspekte leringen, waarvan het uitgangspunt nooit de eeuwige Godheid kan zijn. Door de mensen werd zo vaak geprobeerd om de geestelijke brug via de spirituele weg te betreden en dit heeft altijd tegenspraak opgeroepen bij alle gelovigen en mensen die gelovig willen zijn, echter zonder in de volledige kennis te staan op een gebied dat tot nu toe verborgen voor hen was. De geestelijke nood van de huidige tijd draagt er aanzienlijk aan bij, dat men toch in het gebied aan de andere kant zwerft in de verwachting van één of andere hulp van de andere kant. Wat de mens onderneemt om tot de waarheid te geraken, uit puur verlangen naar juist deze waarheid, kan voor God nooit zondig zijn. Dat moet ter opheldering voor die mensen gezegd worden, die in alle spirituele pogingen slechts onrecht en een overtreding tegen de goddelijke wil willen zien.

De mensen op aarde worden vaak gedreven door de innerlijke drang om de waarheid te doorgronden en de leringen van de kerk bieden hun niet genoeg zekerheid, of ook, ze hebben de waarheid te lief en zijn te hongerig naar de waarheid om iets, wat hen niet betrouwbaar genoeg overkomt, zonder bedenking aan te nemen. Ze willen de weg rechtstreeks gaan, ze willen als het ware uit de bron putten. Ze willen ook geloven, als de waarheid hen aannemelijk lijkt en als deze wijsbegeerte niet steeds alleen maar het verlangen naar iets buitengewoons is. Er moet geen werelds doel mee verbonden zijn, maar enkel en alleen als opheldering dienen en daarom zal de handelswijze van zulke naar waarheid dorstende mensen voor God nooit onrecht, dat wil zeggen, zonde, zijn.

Waartegenover elk zelfde ondernemen, dat het wereldse verlangen betreft, waartoe ook het verkeer met geliefde overledenen geteld moet worden, omdat die eveneens aan het aardse geluk van de mens bijdraagt, of waardoor de honger naar sensatie gestild moet worden, nooit de toestemming van God vinden kan, omdat, let wel, dan een zuiver geestelijke uitwisseling, die het mensenkind naar de waarheid moet leiden, niet kan plaatsvinden en de verbinding van het hiernamaals naar de aarde alleen juist met dit doel toegelaten is, opdat de zuivere waarheid voor het mensenkind ontsloten wordt, wanneer het bewijst dit voorrecht waardig te zijn.

Dat nu het laatste de eerste voorwaarde is voor de geestelijke verbinding van het hiernamaals met de aarde, is reeds hieruit duidelijk, dat niet alles en iedereen het contact met de wereld aan de andere zijde tot stand kan brengen. En er moet ernstig voor het buitengewone gevaar van zo’n verbinding gewaarschuwd worden, die zowel het mensenkind, als ook de nog onrijpe geestelijke wezens in het hiernamaals, daardoor bedreigt. Vandaar ook de enerzijds juiste opvatting dat spiritisme zeer vaak de toegang tot de laagste krachten brengt. Er moet dus ook afstand genomen worden van elke verbinding van deze soort, wanneer niet de daarvoor benodigde rijpheid voorhanden is en als niet uitsluitend de wil om in de eerste plaats God te dienen en tot de waarheid te geraken, aanleiding van zo’n onderneming is.

Maar hoe verkeerd de opvatting van de mensen is om elke verbinding met de wereld aan de overkant af te wijzen, volgt hieruit, dat alle geestelijke wezens de macht hebben om zich te uiten, maar dat al deze uitingen, goed of slecht, slechts dan waargenomen kunnen worden, wanneer de mens wil waarnemen. Dat dus altijd en in elk geval eerst de goedkeuring van de mensen de voorwaarde is, een zekere bereidwilligheid om te ontvangen, om zo te zeggen, en dat dan elk wezen zich ook hoorbaar kan uiten. Dit gebeurt weliswaar niet altijd zo, dat de mens tastbaar of zichtbaar bekendmakingen van de geestelijke wezens ontvangt, maar het zal steeds via de gedachten zijn uitwerking hebben.

En evenzo zijn ook de bekendmakingen van de wezens van de andere kant in een spirituele kring meer of minder overdrachten van gedachten van die geestelijke wezens op het denken van de mensen. De mens neemt als het ware hetgeen hem gegeven wordt bereidwillig in zijn gedachtengoed op en hij kan deze bekendmakingen, overeenkomend met zijn staat van rijpheid, vormgeven. Hij zal in het diepste verlangen naar de waarheid alleen in volledige waarheid onderricht worden, omdat hij door zijn verlangen ook louter de geesten van de waarheid aantrekt of hen als het ware ter lering oproept.

En er mag dus nooit aanstoot genomen worden aan de oorzaak van het ontstaan van deze werken. De mensen mogen zich niet aanmatigen om iets te bekritiseren, wat God de Heer in Zijn wijsheid Zelf toegelaten heeft, omdat een mens zich in de volste liefde voor de waarheid zich vragend tot de Vader in de hemel wendde om verlichting, die hem weer alleen zo uitputtend via deze weg gegeven kon worden.

Vertaald door Peter Schelling