Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0790
0790 Goddelijke wil – Schijnbare perioden van vernietiging zijn ook werken van God
27 februari 1939: Boek 16
Het gehele heelal wordt geregeerd door de wil van de goddelijke Schepper en dus is het nooit mogelijk, dat zelfs maar bij benadering Zijn wil tegengewerkt kan worden door krachten, die toch ook aan Zijn wil onderworpen zijn. De verwoestende invloed hiervan kan zich alleen maar in geestelijk opzicht doen gelden aan de, de aarde bevolkende schepselen, voor zover deze zelf in de vrije wil staan en de tegenstander deze wil probeert te bemachtigen en zo de verwijdering van God te vergroten en tenslotte een volledige scheiding van Hem te veroorzaken. Als jullie echter tegenover deze krachten je volledige wil inzetten, dan zijn ze machteloos en in het heelal niet tot het minste in staat.
En het moet de mens begrijpelijk gemaakt worden, dat alles alleen maar van zijn wil afhangt, dat het hoogste geluk voor de eeuwigheid en evenzo de diepste nacht en verdoemenis geheel alleen de wil van de mens als oorzaak heeft. En dat jullie toestand op aarde eveneens door de wil van de mensen veroorzaakt is. Dat jullie deze immers toch zelf ontwikkelen en vormen, al naar gelang jullie je krachtens jullie vrije wil naar de goddelijke Schepper toewenden of van Hem afwenden.
Het is zo gemakkelijk te begrijpen, dat toch alle geestelijke goede krachten onmiddellijk met jullie in verbinding treden, als jullie je bereidwillig aan hen overgeven in het streven om de Hoogste, jullie Schepper, te dienen. Geen tegenkracht heeft dan macht over jullie en ze zou volledig werkeloos moeten blijven, als de gehele mensheid haar wil alleen in dienst van de Schepper zou willen stellen.
En als dit begrijpelijk voor jullie is, dan zullen jullie nu ook de onbeperkte macht van Degene beseffen, Die over het gehele heelal heerst. Hij leidt en bestuurt alles, zodat het door de eeuwigheden heen onverwoestbaar is. Dat weliswaar in de loop van de tijd geweldige veranderingen in het scheppingswerk aantoonbaar zijn, maar dat deze in zijn basiselementen onverwoestbaar blijft. En dat de reden van zo’n verandering of schijnbare vernietigingsperiode altijd is om een nieuwe mogelijkheid tot verdere ontwikkeling voor de talloze geestelijke wezens te scheppen. Deze veranderingen staan ook in een zekere samenhang met de vrije wil van het wezen, die juist daardoor noodzakelijk worden, wanneer de vrije wil niet op de juiste manier benut wordt.
Ook de slechte geestelijke krachten worden weliswaar de vrije wil toegestaan, maar in de materiële schepping vindt hij zijn weerstand en daarom zal elk zichtbaar inwerken van geestelijke kracht of hogere wil in de natuur of aan bestaande scheppingswerken altijd zijn begin hebben bij God, de almachtige Schepper van de hemel en de aarde. Maar nooit kan zo’n gebeuren als uiting van een aan God tegengestelde kracht, als werk van het kwade, aangezien worden, want alleen God regeert over alles wat het wijde heelal herbergt, en nooit zal de tegenstander toereikend zijn om in Gods heersen en werken te kunnen ingrijpen.
Dit wordt jullie mensen verteld, om jullie geloof te versterken, opdat jullie je wil slechts alleen naar de Vader in de hemel toewenden en jullie je daardoor vrij maken van de macht van degene, die jullie verderven wil.
Amen
Vertaald door Peter Schelling