Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0780

0780 De zin van het leven – Geloof en liefde

18 februari 1939: Boek 16

Degene die zich inspant om de wil van God te vervullen, heeft de zin van het leven begrepen. Wie zichzelf als schepsel van de Vader in de hemel herkent, die weet ook, dat de Vader hem een opdracht heeft gegeven voor het bestaan op aarde. Hij weet, dat hij alles moet doen, wat de wijsheid van de Vader besloten heeft. En hij zal zich nu natuurlijk aan de goddelijke wil onderwerpen en proberen om elk gebod van de Vader te vervullen. Plaatst hij nu de vervulling van de goddelijke geboden op de voorgrond, dan heeft hij ook geheel en al de zin van het leven begrepen en zijn leven op aarde zal voor de eeuwigheid niet zonder succes zijn.

Nu zal steeds de graad van liefde voor de Vader ook de oprechtheid van het streven naar volmaaktheid bepalen. Degene die in de liefde voor God opgaat, zal alle geboden graag en opgewekt vervullen. En zo’n mensenkind zal dus ook door de Vaderhand gegrepen en door Zijn liefde omhoog getrokken worden. Het geloof wortelt dus ook in het besef van zijn bestemming op aarde. De mens moet eerst in een Schepper geloven, in Diens liefde, wijsheid en almacht en zichzelf als Zijn product herkennen. Dan zal hij ook de zin van het leven begrijpen en, omdat hij gelooft, er ook naar streven om volledig te voldoen aan de zin van het leven.

En zo is dan het natuurlijke gevolg van het besef, dat hij zijn gehele leven zijn handelen en denken steeds in het licht van dit besef beschouwt en zich naar kracht inspant om dat te doen wat de wil van God is. Want hij herkent zichzelf als het kind van de Vader in de hemel, en als nu aan alle handelingen van de mens de zuivere liefde tot God ten grondslag ligt, is een innige verhouding met de Vader tot stand gebracht. Het is tot een nieuw leven wedergeboren. Tot een geestelijk leven, te midden van de materiële omgeving. Het zoekt en vindt nu overal zijn Heiland en Verlosser. Het bevrijdt zich uit de macht van het kwaad op grond van de liefde voor de Heiland.

En zo is het aardse leven met zijn aardse activiteiten slechts het onbelangrijke, zichzelf vervullende parallelleven van het eigenlijke bestaan. De mens zal met zijn hele wil naar de grootst mogelijke volmaaktheid streven, naar het ijverigst opvolgen van de goddelijke geboden en zijn ijver zal reeds op aarde gezegend zijn, doordat de Vader Zijn kind overvloedig bedenkt. In de eerste plaats geestelijk, maar Hij zal het aards ook geen gebrek laten lijden, voor zover dat nuttig is voor het zielenheil.

En zo zijn alleen deze mensen in staat om de zin van het leven goed te begrijpen, voor wie de aardse behoeften onbelangrijk en onbeduidend lijken, die graag en bereidwillig in staat zijn om zich van de materie te scheiden en voor wie de goddelijke Heiland de belichaming van al het vurige verlangen naar liefde is. Want de innige verhouding, het zich overgeven aan de Heiland, zal de mensen pas de ware bedoeling van het leven begrijpelijk maken. Zonder het ene, zal het ook niet mogelijk zijn om het andere te begrijpen. Degene die steeds het leven in de eeuwigheid als doel voor ogen houdt, zal pas werkelijk zinvol op deze aarde werkzaam kunnen zijn.

Degene die te zeer door de materie gegrepen en beheerst wordt, zal zijn liefde nog op vele zaken richten, voordat deze enkel en alleen de goddelijke Heiland betreft. En zo lang zal voor de mensen ook het streven naar boven, het opgaan in Zijn wil en het vervullen van Zijn geboden een leeg begrip blijven, want alleen de liefde voor Christus maakt dit begrijpelijk voor ons. Daarom geeft het mensenkind zich steeds aan de Vader in de hemel in eigendom, het wijdt het zich met volledige wil aan Hem, als het de zin van het leven op aarde goed beseft heeft, omdat die gebaseerd is op het geloof en op de liefde voor Jezus Christus, de Verlosser van de wereld.

Amen

Vertaald door Peter Schelling