Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0758

0758 Zegen van het verlossingswerk – Geloof daarin noodzakelijk

26 januari 1939: Boek 16

Het zal slechts diegenen, die in het diepst van hun hart het geloof in de Verlosser hebben, toegestaan zijn om in het eeuwige rijk binnen te dringen, want het is een onvergelijkelijke vergissing om Hem te loochenen. Zonder de goddelijke Verlosser zou allerlei materie hand over hand toenemen, omdat alleen Hij de macht van de dood kon breken en dus het overwinnen van de materie nu pas voor de mensheid mogelijk werd. Maar een mens kan zich nooit door eigen kracht uit zijn boeien verlossen en hij moet daarom een volledig geloof in de Verlosser van de wereld hebben. Pas dan kan ook hij in de waarheid geleid worden, want de mens kan pas dan, wanneer hij zich uit de banden van de materie bevrijdt, het juiste inzicht krijgen.

Dus is de gehele gang over aarde pas dan volgens de goddelijke wil, wanneer de mens zich uit vrije wil in zijn hart bezig houdt met gedachten aan verlossing. Wanneer hij zich probeert voor te stellen, dat hij reddeloos aan de macht van de tegenstander overgeleverd is. Dat zijn worstelen om inzicht vergeefs zou zijn, omdat de macht van het kwaad zonder het verlossingswerk zo sterk zou zijn dat de mens hier niet tegen zou kunnen strijden.

Maar juist deze macht werd gebroken. Door de Heer Jezus Christus, en nu heeft de macht van de liefde de overhand. Daarom kan het geloof in de goddelijke Verlosser nooit uitgeschakeld worden, want de Heer ontfermt zich over iedereen, die in Hem gelooft. Maar Hij kan niet diegenen, die Hem afwijzen en tegen Hem ten strijde trekken, dezelfde hulp en genade toe laten komen.

Op de drempel van de dood zal de mens met een heldere geest vaak een blik in het rijk van de eeuwigheid mogen werpen. Hij zal plotseling de waarde van het geloof in Jezus Christus beseffen en voor menigeen zal het dan te laat zijn. Daarom worstelt de Godheid nu om elke ziel. Ze wil haar de weg wijzen om aan alle genaden deelachtig te kunnen worden, die door het verlossingswerk voor de mensen toegankelijk gemaakt werd. Maar alle liefde en barmhartigheid van God is vergeefs, waar het mensenkind zich hardnekkig voor alle aanwijzingen afsluit. De Heer sprak aan het kruis de woorden: ‘Vader, vergeef hen, ze weten niet wat ze doen’. En de Vader is lankmoedig en met volle liefde er alleen maar op bedacht om de onwetenden te onderrichten en hen kennis te geven van de zegen van het verlossingswerk.

En de wereld wordt steeds verstokter, steeds duisterder in het denken en wordt steeds verder weggevoerd van de eeuwige waarheid. Er is dus alleen nog maar de mogelijkheid om door wereldschokkende gebeurtenissen het denken van de mensen te veranderen. En om al deze dwalende mensen niet ten prooi te laten vallen aan de ondergang, is juist dit strafgericht van God geboden, opdat degenen, die Zijn roep horen en gehoor aan Hem geven, de weg naar de Vader nog terugvinden.

De Schepper van al het bestaande heeft alleen het beste voor Zijn schepselen in gedachten, ofschoon de mensen dat als zodanig ook niet beseffen. Alles wat was, is en zal zijn, gebeurt steeds alleen met de geestelijke ontwikkeling van de mensen als doel, want de Vader in de hemel is liefdevol, wijs en rechtvaardig. En Hij vormt Zijn zaken zo, zoals het voor Zijn kinderen op aarde bevorderlijk is.

Amen

Vertaald door Peter Schelling