Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0751
0751 Bescherming van de waarheid door geestelijke krachten bij het opnemen
22 januari 1939: Boek 15
Voortaan zou jou alleen bekendmakingen toegestuurd moeten worden over zaken, die jouw geest, krachtens zijn uitgangspunt uit God, herkent, die jou echter als mens vreemd zijn, zodat ook jouw laatste twijfels zullen verdwijnen, want degene die volgens de zuivere waarheid probeert te leven, is ook voorbestemd om deze te ontvangen en aan de wereld verder te geven.
De soort opnames zijn bij elke ontvanger verschillend. Menige onderzoekende vragen worden bedacht, waarbij hem veel gelegen is aan de beantwoording daarvan en niet zelden werd er al een eigen mening gevormd, die zich dan bij de mens naar voren dringt en zich met hetgeen van boven ontvangen wordt, verbindt. Maar nooit wordt van boven, dat wil zeggen van geestelijke zijde, toegelaten, dat de leringen volledig verkeerd opgenomen worden, zodat jouw gedachten in dit opzicht ongegrond zijn. Want de Heer houdt rekening met de wil om lief te hebben van de schrijvende dienaar en degene die Hem in alle waarheid dienen wil, wordt ook door Hem beschermd.
Voor het mensenkind bestaat er, zolang het in bepaalde vormen en leringen verstrikt is of er kennis van heeft, altijd een zeker gevaar dat het in de eeuwige waarheid binnen wil dringen. De waarheid zal veel gemakkelijker daar onderwezen kunnen worden, waar het denken van de mens net zo is als een onbeschreven blad. Waar niet velerlei kennis en verschillende leringen het opnemen van de zuivere leer van God verhinderen of moeilijker maken, want er zijn vaak de eigen gedachten van die laatste werkzaam, wanneer deze zich niet geheel aan de goddelijke wil overgeeft.
En ontvang dus nu de opheldering, dat elke geest uit God een geweldige kracht uit God bezit, wanneer het lichaam, de materie, hem vrijheid verleent. Het is volkomen onmogelijk, dat degene, die in zichzelf toch waarheid is, zich in een leugen laat verstrikken. Zijn kracht is zo groot, dat hij elk onrechtvaardig en verkeerd denken afscheidt. Dat het kind, dat bereidwillig is om te schrijven, dus in de waarheid wil blijven, elk vals en onjuist woord als zodanig ervaart, terwijl de waarheid tijdens het schrijven evenzeer als zodanig herkenbaar voor hem is en het door zijn wil begrepen wordt en daarom kan aan elke bekendmaking een volledig geloof geschonken worden, zolang het mensenkind deze ontvangt met de bedoeling om alleen God en zodoende de eeuwige waarheid te dienen.
Bij de geringste twijfel tijdens het opnemen, is alleen het bevel van de Heer voldoende en het denken van het mensenkind wordt gezuiverd en alleen op het ontvangen van de waarheid ingesteld. Dat wil zeggen dat de vrienden uit het hiernamaals met grotere kracht op de gedachten van de schrijver inwerken en zo zijn werk behoedt voor dwaling en onwaarheid. En in zo’n zekere bescherming zal het werk doorgaan tot nut en zegen van de mens, voor wie de Heer de ware leer weer toegankelijk wil maken en daarom ook niet toe zal laten, dat onedele krachten op dezelfde manier hieraan werkzaam zijn.
Maar als alleen de krachten in het hiernamaals en op aarde, die God willen dienen, toegelaten zijn, dan is daarmee al de zekerheid gegeven, want het goede geestelijke heeft werkelijk nog de overmacht en laat geen slechte krachten toe in de kring, die jou de leringen doorgeeft. Daarom mag jij gerust ontvangen en op ongewijzigde manier jouw Schepper en daardoor ook jouw medemensen dienen, want de zuivere waarheid moet gegeven worden aan degenen, die van goede wil zijn.
Amen
Vertaald door Peter Schelling