Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0750

0750 Ik ben het begin van alle dingen

21 januari 1939: Boek 15

Ik ben het begin van alle dingen. Neem dat ter harte als de geringste twijfel u bezighoudt over de schepping van alles wat u om u heen en boven u ziet. Als mijn macht dus volstaat om uit Mij ieder wezen in het leven te roepen, van welke aard zou dan de kracht wel moeten zijn die tegenover mijn wil tot scheppen een even grote wil om te vernietigen stelt? Er zou dan naast Mij een tweede godheid aan het werk moeten zijn, wiens blijk van kracht tegen mijn scheppen indruiste.

Wie zich nu de Godheid voorstelt als een onvolmaakt wezen, kan waarlijk nog veel van zulke goden naast deze ene Godheid stellen. Maar van de ene ware Godheid, die alles heeft geschapen en alles beheerst, heeft hij dan nog geen juist beeld. Wie Mij herkennen wil, moet geloven en zich als schepsel aan de Schepper onderwerpen. Dan zal het licht in hem worden en in dat licht zal hij Mij zien als Heerser van het heelal. Hij zal beseffen dat geen tegenkracht kan handelen in strijd met Mij, die daar verwoestend werkt waar Ik schep.

Alleen de materiƫle omvorming van het aardoppervlak is overgelaten aan de vrije wil van de mens, opdat de scheppingsdrang van de mensen, die Ik eveneens in hun harten heb gelegd, zich kan uiten in daden. Zij kunnen nu als het ware handelen naar eigen goeddunken, maar zullen toch steeds hun eigen ontoereikendheid moeten inzien. En ze zullen altijd op de almacht van de Schepper en op het werkzaam zijn van de natuurkrachten aangewezen zijn en kunnen zich daar niet eigenmachtig tegen verzetten.

Niets is nu begrijpelijker dan het willen doorgronden van de almachtige Schepper, en toch is weer niets onmogelijker. Het menselijke verstand is bij lange na niet toereikend om Mij in heel mijn oerkracht te begrijpen en nog veel minder zal het hem lukken Mij nauwkeurig te omschrijven, dat wil zeggen: mijn zijn en mijn wezen in wat voor vorm dan ook onder te brengen die het menselijke verstand aanvaardbaar lijkt.

Dit is een hopeloze aangelegenheid die nooit een bevredigend resultaat kan opleveren. Want Ik was, Ik ben en zal altijd een eeuwig ondoorgrondelijke Geest zijn, die alles in zich bergt wat heel het universum kan laten zien, aan wie heel de schepping is onderworpen omdat ze uit Hem is voortgekomen en die het begin en het einde is van alle dingen - de Geest die Liefde is van eeuwigheid tot eeuwigheid.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte