0722 Begrijpen en afscheiden van de gedachten volgens de wil van God – Verschrikkingen van de dood
25 december 1938: Boek 15
Alle gedachten die jou toevloeien, zijn door jouw wil gegrepen. De juiste, aan God toegenegen wil, scheidt altijd af wat niet bedoeld is om op te schrijven. Daarom worden alleen zulke bekendmakingen door jou ontvangen, die geheel overeenstemmen met de wil van God, maar deels alleen maar voor jou bestemd zijn en deels als zuivere leer voor de mensheid gegeven zijn. Hoe ijveriger en meer toegewijd jij jouw arbeid, die de mensheid tot zegen strekken moet, vervult, des te meer zul je waardig worden de genade te ontvangen.
Want bij God hebben alle gebeurtenissen steeds hun wijze bedoeling. Hij werkt er onafgebroken aan om de nog blinde mensenkinderen de ogen te openen, want de liefde van de Heer voor Zijn schepselen is grenzeloos. Wie zich aan deze liefde toevertrouwt, staat onder voortdurende bescherming en wordt door Hem zorgzaam begeleid.
Het leven biedt de mensenkinderen de meest veelsoortige afwisselingen, die er alleen maar toe bijdragen dat ze de Schepper vergeten. Ze zouden hun dagen op aarde graag in zorgeloosheid door willen brengen en niet hoeven te vrezen voor het einde van hun lichaam. En zo is hun streven steeds alleen maar op aardse goederen gericht en de gedachten aan de dood wijzen ze graag ver terug. Nu is dat eerste echter schadelijk voor de ziel. Maar met het toenemen van de leeftijd zal de dood hen een gedachte van verschrikking of van onbehagen opleveren. En dit past niet in de goddelijke ordening.
Degene die op aarde aan zijn ziel denkt, zal door de dood geen schrik aangejaagd worden, want hij ziet daarin dan alleen maar de bevrijding van de ziel en de ingang tot de eeuwige vrede. De zorg van de Schepper is nu enkel en alleen om het voor het mensenkind begrijpelijk te maken dat de aardse werkzaamheid slechts voor het kleinste deel de instandhouding van de goddelijke schepping geldt en dat het werk aan de ziel de belangrijkste taak voor de mensen op aarde is. Alles wat tot de instandhouding en voor het welzijn van het lichaam dient, zal vroeger of later een offer aan de vergankelijkheid worden, maar wat de mens voor zijn zielenheil doet, is onvergankelijk, zoals de ziel als zodanig onvergankelijk is.
De ziel kan nooit vergaan, maar het is voor haar van het grootste belang in welke toestand, dat wil zeggen in welke lichttoestand ze het hiernamaals binnen gaat, omdat de huidige lichttoestand doorslaggevend is of de ziel lijdt of hemelse zaligheid geniet. Het is onnoemelijk kwellend voor de ziel om naar het licht te verlangen en het licht door eigen schuld te moeten ontberen. En het zal de ziel weer mateloos gelukkig maken als haar de ingang tot de lichtregio’s verleend wordt en de nabijheid van de hemelse Vader dus haar deel wordt.
Amen
Deze openbaring
als MP3 downloaden
Afdrukvoorbeeld
Kladschriften