Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0713
0713 Licht en waarheid
16 december 1938: Boek 15
Zalig zullen jullie zijn, als jullie je aan de Heer ter beschikking stellen. Want het staat geschreven dat alle engelen in de hemel de Heer dienen en dat de aarde zich voor Hem buigt. En dat degene, die Zijn majesteit erkent en zich in de hemel en op aarde aan Hem onderwerpt, in het licht straalt.
De wereld kan wel aardse goederen verschaffen, maar nooit het licht van de waarheid aan de mensenkinderen doen toekomen, want dit is alleen voor God, Die de waarheid Zelf is, maar mogelijk. En de rijkste mens op aarde is arm te noemen als hij de waarheid, de herkenning van de Schepper en het geloof in Zijn eindeloze liefde niet in zich bergt. Daarentegen is elk mensenkind, die deze goederen bezit, wiens hart vol is van liefde voor de Heiland en in wie het vurige verlangen naar steeds dieper inzicht aanwezig is, onmetelijk rijk.
Al het aardse moet waardeloos lijken met het oog op het hoogste godsgeschenk: de waarheid uit God. En wie daarbij helpt en zijn hand reikt, wie door zijn wil de waarheid voor de mensheid toegankelijk maakt, is een ware volgeling van de Heer, een dienaar op aarde en een verspreider van de leer van God volgens de wil van de Heer. Voor hem is het moment van de verlossing nabij. Alle aardse moeilijkheden zullen van hem afvallen en waar hij gelooft te dienen, zal hij heersen. Want de waarheid zal de weg effenen. Ze zal beseft en begeerd worden. Ze zal onnoemelijk weldadig het gemoed van de mensen, waar naar waarheid verlangd en gestreefd wordt, raken. Waar een ziel in het licht van de waarheid staat, zal ze de leugen verafschuwen. Ze zal snel door de hele wereld gaan en steeds bij de waarheid blijven, want ze laat nooit datgene los waarvan ze bezit genomen heeft.
Als de waarheid, die ze eens heeft ingezien, van de ziel afgenomen wordt, dan geeft ze de strijd op en valt ten prooi aan de duisternis. Maar het is de zorg van de Heer om dit te voorkomen. Hij verlaat Zijn kinderen niet en laat het licht glanzend stralen, opdat de waarheid zich een weg baant en de ziel bijstand verleend wordt. En zo zijn de dienaren van de Heer ijverig werkzaam. De mensen begrijpen het wonder van de goddelijke liefde nog niet. Ze stellen hier nog een zwakke weerstand tegenover en worden toch door de macht van de liefde gegrepen.
Alles wat waarheid is, moet zich weer in de liefde uiten. Wat van God, als de liefde Zelf, uitgaat, moet onvermijdelijk ook weer tot de liefde leiden. Wat in de liefde zijn oorsprong heeft, moet zich tot volledige werkzaamheid ontwikkelen en dus weer liefde tot zich trekken. En zo zal de zuivere waarheid ook steeds tot leven opwekken en positief staan tegenover het leven, want wie het goed beseft heeft, ziet in de juiste vervulling van het leven nu pas het ware doel en moet zich dus positief ten opzichte van het leven opstellen.
Wat zoveel zeggen wil, dat de mens met het inzicht, met het juiste bewustzijn van God, het leven niet vanuit de negatieve kant beschouwen kan, maar zich blij en opgewekt aan de goddelijke macht overgeeft. Steeds met het gelovige vertrouwen om wijs en juist geleid te worden en dus ook met goddelijke kracht tegen alle vijandelijke werkzaamheid uitgerust te zijn. De mensen kunnen vaak niet begrijpen hoe deze kracht zich uit, maar het geloof hierin, laat hen deze kracht onverminderd toegestuurd worden. Want wie de liefde heeft, is in de waarheid. En wie gelovig is, die heeft de kracht om de waarheid te herkennen en in de liefde te leven.
Amen
Vertaald door Peter Schelling