Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0692
0692 Noodzaak van het bemiddelen – Het woord van God – Zuiverste waarheid
30 november 1938: Boek 15
De hoogste zaligheid van de hemel valt ten deel aan jullie die de Heer dienen. Want de ontelbare gevaren die de ziel tijdens het leven op aarde bedreigen, moeten door de mensen goed herkend worden. En daarom moet hen het woord van God in deze vorm toegestuurd worden om het geloof weer opnieuw te laten verrijzen en de gedachten van de mensen opnieuw naar Jezus Christus, de goddelijke Verlosser, te leiden. Want het is een wereld van schijn geworden. Niemand herkent meer zo goed de bestemming van zijn bestaan op aarde. Alles richt zich op de materie en vermindert hiermee de kracht van het geestelijke. En toch staat hen zo veel hulp ter beschikking, die zij alleen maar aan hoeven te grijpen. De Heer geeft hun onophoudelijk Zijn woord. Hij wil de mensheid over Zijn wil en hun opdracht onderwijzen. Want het gaat om iets oneindig groots. Het gaat om de eeuwigheid.
De Heer kan alleen maar door de mond van mensen tot de mensen spreken als Hij vrije, zichzelf bestemmende wezens tot kinderen van God wil vormen. Want op alle andere vermaningen van boven wordt ook geen acht meer geslagen. Die worden aanvaard als altijd weer optredende gebeurtenissen. En daarom zal de Heer zo opvallend moeten ingrijpen als er op Zijn vermaningen en Zijn woorden geen acht geslagen wordt. Pas in elke afzonderlijke, bedrukkende nood zal het besef komen en ook dan nog zal het begrip “natuurgeweld” velen van het juiste denken afhouden, want hun verblindheid is al te ver gevorderd. Dan kan hulp dus alleen maar aan hen gegeven worden, die zich in vol geloof tot de Schepper van de hemel en de aarde wenden. Die hun leven aan Hem toevertrouwen en om Zijn genade vragen. Alleen zij zullen uit alle nood gered worden.
Opdat het aantal van dezen groter wordt, zendt de Heer eerst Zijn dienaren uit die te kennen zullen geven wat er te verwachten valt. Zij kunnen het denken van de mensen nog veranderen als ze het woord van God prediken, wat de Heer wijselijk met Zijn kracht zegent, zodat allen die het vernemen en gelovig aannemen, zich voelbaar van deze kracht bewust worden. Slechts door dit aan de mens toegezonden woord van God kan hen nog het heil gebracht worden en het is noodzakelijk voor de mensheid om deze naar een juist denken te leiden. Wie in de naam van de Heer zijn naaste de liefde bewijst door hem het woord van God te prediken, is alleen maar de uitvoerder van de goddelijke wil. Het woord van God moet opnieuw onder de mensheid verrijzen en kan in de huidige tijd alleen maar op die manier onderwezen worden zodat het voor hen, die het willen geloven, aannemelijk lijkt, want de mens verzet zich te zeer tegen al het onwaarschijnlijke. Maar hij moet ook niet tot het aannemen van het geloof gedwongen worden, maar zijn vrije wil moet beslissen en aannemen of afwijzen.
Wat de dienaren op aarde toegestuurd wordt en door hen in volkomen geloof wordt aangenomen, is de zuiverste, helderste waarheid uit de hemel. Het is de uiting van de goddelijke liefde voor de mensen. Het is de onvervormde leer van Christus, die Hij Zelf aan de mensen op aarde onderwezen heeft en die eeuwig hetzelfde blijft. Als jullie mensen deze ontvangen, staan jullie in de zegen, en als jullie deze ook aan de medemensen meedelen, zal jullie loon eens waarlijk hoog zijn. De liefde voor de medemensen moet jullie drijfveer zijn en woorden die met liefde gegeven zijn, zullen ook hun indruk niet missen. Zij zullen wederom liefde opwekken en God als de wijste, liefdevolste Vader laten herkennen. Het kind van de aarde moet Hem boven alles liefhebben.
Waar het woord van God ingang gevonden heeft, daar zal ook de vrede in het hart zijn intrede doen. Het verlangen naar de wereld zal afnemen. Alle glans en schijn van de wereld zal verbleken en de mens zal alleen maar begeren het woord van God te horen en daaruit versterking en troost, innerlijke vrede en geluk te halen. Want het woord van God vervangt duizendvoudig de vreugden van de wereld als het in vol geloof aangenomen wordt.
Wie in dienst van God staat, is ertoe beroepen om voor het woord van God op te komen en als gezant van de Heer Zijn wil te verkondigen. De opdracht van deze dienaren is zo geweldig en omvangrijk, omdat deze hoogst noodzakelijk is voor de mensen, die in de diepste nacht op aarde wandelen en de ernst van de huidige tijd niet begrijpen. En daarom moeten deze dienaren ook met alle kracht uitgerust zijn om hun woorden doeltreffend te ondersteunen in naam van de Heer. Want een in het volle geloof staand mens, die zichtbaar over buitengewone kracht beschikt, zal het snelst ook onder de mensen het geloof in een goddelijk wezen kunnen versterken, aan Wie alles in het heelal ondergeschikt is. En heeft de mens eenmaal dit inzicht, dan zal hij ook het goddelijke woord aan willen nemen en zich inspannen om de daaruit herkenbare wil van de Heer uit te voeren. Maar wie ook zulke bewijzen van de goddelijke liefde en zorg voor de mensen verwerpt, die zal in hevige nood geraken als de Heer de natuurelementen ervoor zal bestemmen om de mensen kennis over Zijn bestaan te geven. Dan zal de stem van de Heer voor iedereen hoorbaar klinken en angst en schrik teweegbrengen bij de ongelovigen, aan wie daarmee het laatste tijdperk van genade verleend is.
Amen
Vertaald door Peter Schelling