Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0661
0661 Het werkzaam zijn van natuurkrachten volgens Gods wil - Catastrofe
10 november 1938: Boek 14
Voor de levensweg van de mens gelden steeds de wetten die God vanaf het begin van de wereld als noodzakelijk voor de geestelijke ontwikkeling van de wezens gegeven heeft. Vaak zijn daar krachten tegenin aan het werk, maar hieraan is een onzichtbare macht superieur. Ze zullen steeds de uitwerkingen van hun handelen in strijd met de wetten van God als nadelig voor zichzelf gevoelen en of zich keren naar door God gewilde bezigheid, of in het volharden van hun boosaardigheid steeds sterker de macht van God gaan voelen. Zo is ook het werkzaam zijn van de natuurkrachten altijd en eeuwig onderworpen aan de wil van God, want zou dit aan de vijandige macht zijn prijsgegeven, dan zou spoedig alles alleen nog maar een werk van vernietiging zijn, daar de vijandige krachten altijd alleen maar verwoestend werkzaam zijn, Gods wijsheid en wil echter de instandhouding van al het geschapene geldt.
Waar nu de natuurkrachten toch een vernielende uitwerking hebben, is ook altijd de wil van God werkzaam, maar nooit is dit verwoesten een toelaten van kwade krachten. Er zijn dan wijselijk redenen aanwezig die God zo laten ingrijpen, die echter steeds alleen een zekere bevordering van geestelijke wezens of de ontwikkeling van menselijke wezens dienen. Ook de verwoestingen hebben in veelvoudige betekenis iets goeds. Natuurgeesten worden vrij uit de vorm die hen onuitsprekelijk lang kluisterde. Andere natuurgeesten mogen rijkelijk werkzaam zijn en daardoor hun bestemming nakomen en er worden slapende geesten wakker geschud uit hun rust die voor hen steeds alleen maar schadelijk is.
Dat zulke verwoestingen voor de mensheid vaak een uitwerking hebben vol van leed, is eveneens een toelating van God, een wijzen op Zijn aanwezig zijn voor de totaal ongelovigen en een toetssteen voor de gelovigen, wier kracht en geloof daarin moet toenemen. Want alleen zulke buitengewone verschijnselen, die zulke natuurcatastrofes altijd blijven, zijn in staat de mensen tot nadenken te brengen. Wanneer alle macht van de mensen niet toereikend is, dit een halt toe te roepen, en arm en rijk, hoog en laag helemaal eender aan zulke door God gewilde catastrofes zijn blootgesteld, blijft er toch bij de een of ander de vraag open, waartoe zo'n strafgericht de mensen treft en in hoeverre er een goddelijke Macht te onderkennen is. En zulke vragen kunnen tot een totale verandering van het tot nu toe geldende denken voeren en de mensen op de weg van het inzicht leiden.
Aan elke natuurcatastrofe gaan kleinere gebeurtenissen vooraf die de mens zo te denken vergemakkelijken, en elke innerlijke toestand tevoren is als het ware een voorbereiding op het beleven dat erop volgt. Als men zo eenmaal maar duidelijk inziet dat alle wereldse macht niet in staat is de kleinste verandering teweeg te brengen bij zulke elementaire uitwerkingen van de natuur - dat allen die zich in het gebied van de catastrofe bevinden hieraan zijn overgeleverd - dan zou de mens zijn gedachten naar boven moeten richten en trachten, geestelijke opheldering te verkrijgen. Maar de mensheid is al te ver voortgeschreden in haar eigendunk. Hooguit omschrijft ze zo'n duidelijk werkzaam zijn van de eeuwige Godheid als: "werking van natuurkrachten" en tracht daarmee alles af te doen wat haar geestelijke instelling niet welgevallig is. Ze houdt zich voor wetend en, wat haar onbegrijpelijk is, alleen maar voor een in de aard der natuur liggende uiting - in de zeldzaamste gevallen echter als een zichtbaar ingrijpen van een goddelijk Wezen.
De verklaring van alle natuurverschijnselen die hun het best bevalt is het zich verder ontwikkelen onder invloed van de zonnestralen, die weer een nog niet onderzochte krachtbron zijn in het heelal en al het leven op aarde teweegbrengen, maar dat dientengevolge ook de mensen niets anders zijn dan levende wezens die door zulke natuurkrachten voortgebracht zijn, die hun begin en einde hebben op deze aarde. Dat in het hele universum een Wezen aan het hoofd staat van alles dat naar een wijs plan door Zijn wil en Zijn almacht elk van de schepselen - van het kleinste creatuur af tot aan de kroon van de schepping, de mens - op deze aarde heeft geplaatst met een bepaald doel, willen zulke onwetende mensen niet begrijpen. Ze erkennen zo'n Wezen niet en daarom zien ze in de werking van de natuurelementen ook nooit de wil van God die zich uit. Zij die ver weg wonen en er niet door zijn getroffen schenken helemaal geen bijzondere aandacht aan zulke catastrofes. Ze voeren steeds alleen soortgelijke gevallen aan, en daarmee zijn zulke gebeurtenissen snel afgedaan. En God moet naar steeds duidelijkere middelen grijpen. Hij moet zulke catastrofes steeds sneller op elkaar laten volgen en de mensen mede schade berokkenen, willen deze verschijnselen indruk maken.
Het is betreurenswaardig, hoe weinig het leed van de medemensen een echt gevoel van medelijden opwekt en hoe uit gewoonte een aanwijzing van boven wordt aangenomen. En zo zullen de tekenen steeds een meer geweldige omvang moeten aannemen, willen ze de mensen uit hun rust wakker schudden. Pas wanneer het eigen leven in gevaar is, hechten ze aan zo'n zaak meer betekenis, en daarom zal nog veel leed en angst het lot van de mensen moeten zijn. En er zullen zaken aan het daglicht komen, die de mensen acht doen slaan op een wil, die niet kan worden weerstaan. Doch zelfs zeer buitengewone natuurverschijnselen zullen met de grootste vanzelfsprekendheid worden verklaard en aangenomen, want de wijzen der wereld zijn onmiddellijk bereid een heel natuurlijke verklaring te geven voor alles wat voor de mensen onbegrijpelijk is, maar nooit zal zo'n uitleg betrekking hebben op het werken en functioneren van Gods wil. Ze verbeelden zich hierboven verheven te zijn en zijn daarom van een totaal onjuiste mening, die ook voor de mensen die door hen onderricht worden niet van nut kan zijn.
Zo menigeen zal nog zijn opvatting wijzigen en daarom ook nog menig offer moeten brengen, tot hij het volledige inzicht krijgt. En om dit te bespoedigen, grijpt de Heer nu vaker dan ooit in en schudt en schokt de wereld, opdat allen die op haar leven, zullen opletten en acht slaan op de goddelijke stem die hun de wil van God bekend maakt, van Zijn almacht en wijsheid. En wie elk natuurverschijnsel en het onstuimige woeden van de elementen in deze zin beschouwt, zal zoiets al als de stem van God herkennen, en zijn best doen steeds voor God het juiste te doen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte