Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0639

0639 Traagheid

25 oktober 1938: Boek 14

Zonder begin en zonder einde, van eeuwigheid tot eeuwigheid, laat God de Heer de mensen Zijn liefde gewaarworden. Alle dingen ademen Gods liefde, en het geduld en zachtmoedigheid van de Heer laat ze bestaan. En als de Heer zo duidelijk werkt om Zijn kinderen op aarde licht te brengen, dan is dat ook een bewijs van Zijn overgrote liefde voor de mensen, die Hij in het heelal geplaatst heeft om hen eens alle heerlijkheden daarvan toegankelijk te maken. Zulk een Vaderliefde laat ook nooit toe dat de wezens, groot en klein, reddeloos aan de boze macht overgeleverd zijn. Steeds wordt door de wil en de macht van God deze macht een grens gesteld zodat ze de dwalende zielen niet al te zeer in haar macht krijgt.

De daadkracht van de mensen is al een hindernis waardoor de vijand zich verlamd voelt. De daadkracht is aan de mens gegeven en hij kan ze naar eigen goeddunken benutten daar hem gelijktijdig ook de vrije wil voor de loopbaan op aarde gegeven werd. Wie nu deze daadkracht weinig benut, geeft zichzelf in de handen van de vijand en de schuld mag dan ook nooit meer aan de eeuwige Godheid, Die hem in het heelal geplaatst heeft, toegeschoven worden. Want ieder mens wordt door de Vader zo bedacht dat hem een mate van wilskracht ter beschikking staat.

Maar vaak stelt hij hier zijn eigen traagheid tegenover en de wilskracht wordt hierdoor buitengewoon verzwakt. Dit is een gevaar van zeer grote betekenis, want deze traagheid strekt zich zowel over het aardse als over het geestelijke leven uit. De mens, die altijd in wereldse zin bedrijvig is, zal in het geval van besef de arbeid aan zijn ziel ook gelijk daadkrachtig aanpakken. Hij zal hetzelfde streven hebben de begonnen arbeid, die zijn ziel geldt, voort te zetten zoals hij de aardse werkzaamheden vervult. Het is voor een mens dus het grootste gevaar op aarde traag te zijn, want zijn ziel lijdt dan evenzo gebrek en de tijd op aarde verstrijkt zonder nut voor de eeuwigheid.

De liefde van de hemelse Vader werkt gelijk op de mens in en laat hem alle aansporing toekomen om hem uit zo’n wilszwakte, gebrek aan daadkracht en volstrekte apathie op te wekken, en als de mens van goede wil is, God de Heer te dienen, zullen deze prikkels de drang tot werkzaamheid verhogen. Maar verzet de mens zich, dan zoekt de ziel in haar nood een uitweg doordat ze met medewerking van goede geestelijke wezens het lichaam met allerlei kwellingen belast, met lichamelijk lijden, depressies of onenigheden die hem het leven moeilijker of onaangenaam maken. En dan zoekt de mens zich zelf een uitweg en begint, om deze tegenwerkingen uit de weg te ruimen, de wil te versterken, wat dan ook gunstig op de lichamelijke scheppingskracht inwerkt.

Amen

Vertaald door Peter Schelling