Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0625

0625 Vormgeloof – Valse godsdienst

17 oktober 1938: Boek 13

Let op de woorden die je vandaag toegestuurd worden. Jouw gedachten bewegen zich zo vaak hemelwaarts en voeren je daarom veel zekerder naar boven dan een nog zo gewillig mensenkind dat zich het aanhoren van de leer van Christus wel gelegen laat liggen, maar daarna geen enkele gedachte wijdt aan hetgeen vernomen is. De mensen weten niet dat zij in onmetelijke rijkdom staan als zij het woord van God horen en daarnaar leven.

De leer is hen wel bekend, maar de diepste betekenis begrijpen zij niet, omdat slechts het oor deze verneemt, maar ze trachten niet het met het hart te begrijpen. En zo is het geloof naar buiten toe wel onaantastbaar, maar innerlijk is de mens leeg en hol, en het woord van God vindt geen weerklank in het hart van de mens. En zulke mensen zijn niet geschikt om een oordeel uit te spreken. Zij geloven diep ingewijd te zijn en bergen toch niet de geringste wijsheid in het hart, vanwaar alleen alle begrip van de leer van God kan komen.

Wil de mens zich wijden aan het woord van God, dan is het de eerste voorwaarde dat alles om hem heen tot zwijgen komt zodat het hart opnemen kan, dat wil zeggen, dat geen verlokkingen van buiten af de mens zelf er aanleiding toe geven de gedachten van het woord van God af te leiden. Slechts waar de mens zich verdiept in de goddelijke leer zal het hart bedacht worden, en alleen daar is ook volledig begrip te veronderstellen voor de gaven van boven.

Niets is schadelijker voor de mens dan de aanvaarding van het uiterlijke geloof. Zij laat de mens traag worden, want hij is zich zo bewust van zijn waarde en zijn plichtsbetrachting dat er van een streven geen sprake is, en zo blijft de mens eeuwig op dezelfde trede, want het woord van God sterft weg, wordt niet door het hart gehoord en daarom kan zo’n mensenkind ook de zegeningen van een diep, levendig geloof niet bij zich bespeuren. Het inzicht zal zo ver bij hem vandaan liggen, en, omdat hij vanuit zichzelf niet streeft de goddelijke waarheid te benaderen, zal hij geen geestelijke vooruitgang kunnen boeken en toch, wat het ergste is, in het geloof leven, volkomen tegemoet te komen aan zijn plicht.

Daarom is nog eerder een ongelovig mens op de juiste weg te leiden dan één die aan de gehele kerkelijke vorm voldoet, want deze zit op de verkeerde weg, maar volhardt meestal in dit verkeerde of gebrekkige inzicht. Hij waant zichzelf op het juiste spoor, hij gelooft God te dienen, maar zijn godsdienst is oppervlakkig, het ontbeert iedere diepgang en is dus alleen maar een vormgeloof dat niet de goddelijke zegeningen draagt. En zulken zullen Mijn woorden niet aannemelijk lijken omdat ze een grotere zelfverloochening verlangen en een sterk, offervaardig hart. En daarom zal alle wijsheid voor hen verborgen blijven, tot de eigen wil ze aanspoort zich te verinnerlijken.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte