Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0622

0622 De geest van God

16 oktober 1938: Boek 13

De geest van God is de rechtstreekse uitstraling van de goddelijke kracht. Hij is het idee van de hele schepping, hij is het leven in zich, hij is het verleden, de tegenwoordige tijd en de toekomst tegelijk. De geest van God is het natuurlijke gevolg van alles wat van God, de oerkracht van al het zijn, uitgegaan is. Niets in het heelal blijft hierdoor onaangeroerd, alles is door deze kracht gegrepen en tot leven gebracht, en alles moet gehoorzamen aan de wil van Degene Die drager is van deze kracht sinds eeuwigheid. De uitstralingen van de goddelijke oerkracht zijn nergens te ontkennen. Alle ontwikkelingsverschijnselen in de natuur, in, op en boven de aarde vinden in deze uiting van kracht haar verklaring, die ook wel geen mens ontkennen zal, echter zal de bron van deze kracht, overeenkomstig het bevattingsvermogen verschillend erkend worden.

Zolang de kracht van God duidelijk werkzaam is, laat zich een krachtbron niet betwisten. Waar echter deze kracht van God slechts zwak te herkennen is, daar is de mens geneigd elke geestkracht te ontkennen. Hij weet immers niet welke kracht in hem zelf zit, die onbenut en niet ontwaakt in hem rust en zich zo dus ook niet kan uiten tot zij door de wil van de mens vrij wordt en zich dan ook zichtbaar openbaart. De veelvuldige ontvangst van geestelijke stof uit hogere regionen is een zodanig zichtbaar geworden bewijs van de aanwezigheid van de Goddelijke geest in de mens. Geestelijke krachten van daar stellen zich met de in de mensen ophoudende geest van God in verbinding en daar de geest uit God niets onbekend is en hij in de geheimen van de hele schepping doordringen kan, kunnen ook al deze wijsheden grondig aan de mensen onderwezen worden door de zelfstandige geest uit God in hen.

Zo is dit de meest begrijpelijke verklaring, die weliswaar met dezelfde twijfels of dezelfde afwijzing in ontvangst genomen kan worden. Maar juist alleen maar daarom onbegrepen, omdat de mens de geest in zich nog niet de vrijheid gaf en derhalve alleen maar zuiver lichamelijk en verstandelijk iets beoordeelt, wat alleen maar zuiver geestelijk verklaard kan worden. Maar de mensen hebben vaak een zeer lange tijd nodig om de innerlijke rijpheid te verwerven en net zo lang is ook de geest in hen niet vrij en kan daarom ook niet werkzaam tot uitdrukking komen. Daarentegen staan een mens in uitzonderlijk korte tijd geestelijke krachten ter beschikking als hij hier alleen maar mee in verbinding treedt en dan kan de mens op aarde dingen verrichten die buiten de natuurlijke begaafdheid van de mensen liggen, en dus is niet de mens werkzaam maar de geest in hem, die van God uitgegaan is en onlosmakelijk met Hem verbonden blijft, als het alleen maar zijn wil is.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte